6.8
Snelstopfunctie
7
Softwarematige bediening
7.1
centrifugatieparameters
7.1.1
Opstart- en uitloopparameters
Opstartfase en opstarttijd
Remfase en uitlooptijd
AB4701nl
De waarde van de gewenste parameter veranderen.
De waarden van het huidige programma worden gekopieerd naar
programmapositie
Het originele programma wordt niet overschreven.
Het programmapositienummer wordt tussen haakjes
gegeven. De centrifugatiegegevens op het display komen niet
overeen met de opgeslagen centrifugatiegegevens van de pro-
grammapositie.
Personeel:
■
Getrainde gebruikers
Druk tweemaal op de toets
De uitloop met remniveau "9" (kortste uitlooptijd) wordt weerge-
geven en uitgevoerd.
Als remniveau "0" vooraf is geselecteerd, vindt het uitlopen plaats
met remniveau "9d". Bij remniveau "9d" is de uitlooptijd langer dan
bij remniveau "9".
De ingestelde opstart- en uitloopparameters worden weergegeven.
x: 1-9 = opstartfase, t = opstarttijd
y: 1-9 = remniveau, 0 = ongeremde uitloop, t = uitlooptijd
„Opstarttijd" is geactiveerd.
Functie
[Opstart- en uitloopparameters] .
1.
Druk op toets
De parameter opstartfase of de parameter opstarttijd wordt weer-
gegeven.
[TIME] om te schakelen tussen het opstartfase en
2.
Druk op de toets
de opstarttijd.
3.
Stel het gewenste niveau of de gewenste tijd in met de
4.
Indien nodig: Op toets
volgende parameter in te stellen.
[START] .
5.
Druk op toets
of
Druk herhaaldelijk op de toets
de centrifugatiegegevens worden weergegeven.
„Uitlooptijd" is geactiveerd.
Functie
1.
Druk herhaaldelijk op de toets
„Remfase" of de parameter „Uitlooptijd" wordt weerge-
de parameter
geven.
[TIME] om te schakelen tussen de remfase en de
2.
Druk op de toets
uitlooptijd.
3.
Stel het gewenste niveau of de gewenste tijd in met de
Rev.: 17 / 11.2023
Softwarematige bediening
„0" en bijgewerkt met de gewijzigde waarde.
[STOP/OPEN] .
[Opstart- en uitloopparameters] drukken om de
[Opstart- en uitloopparameters] totdat
[Opstart- en uitloopparameters] totdat
„( )" weer-
[Draaiknop] .
[Draaiknop] .
33 / 64