HELDERHEID LCD-MONITOR (LCD BRIGHTNESS)
De helderheid van de lcd-monitor is instelbaar in 11 niveaus. Het scherm voor instelling van de hel-
derheid wordt geopend in sectie 1 van het setup-menu (blz. 72).
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
om de helderheid in te stellen; het beeld op de moni-
tor past zich aan het ingestelde niveau aan. Druk op
de centrale toets van de stuureenheid om de instelling
vast te leggen.
GEHEUGENKAARTEN FORMATTEREN
Wanneer een geheugenkaart of het interne geheugen van
de camera wordt geformatteerd wordt alle informatie die er
op staat gewist.
De formatteerfunctie wordt gebruikt om alle informatie op een
geheugenkaart of in het interne geheugen te wissen. Wilt u het
interne geheugen formatteren, verwijder dan de geheugenkaart uit
de camera.
Kopieer voordat u gaat formatteren de informatie naar een computer of een opslagmedium. Het
beveiligen van bestanden voorkomt niet dat ze bij het formatteren worden gewist. Formatteer de
kaart of het interne geheugen altijd via de camera, nooit via een computer.
Wanneer de formatteer-functie wordt geselecteerd in sectie 1 van het setup-menu (blz. 72) dan ver-
schijnt er een bevestigingsscherm. Door "Yes" te kiezen laat u kaart of interne geheugen formatte-
ren, met "No" gaat u terug. Er verschijnt een melding dat het formatteren is voltooid.
Verschijnt er een boodschap dat de kaart niet kan worden gebruikt (Unable to use card), dan kan
het nodig zijn de kaart die in de camera zit opnieuw te formatteren. Een geheugenkaart die in een
andere camera is gebruikt moet mogelijk ook opnieuw worden geformatteerd voordat u hem kunt
gebruiken.
74
Setup-stand
Set LCD brightness
Low
High
:adjust
:enter
LCD brightness
–
Format
–
Language
English
File # memory
Off
Folder name
Std. form
GEHEUGEN BESTANDSNUMMERS (#) (FILE (#) MEMORY)
Als het geheugen voor bestandsnummers is geselecteerd, dan zal na het aanmaken van een nieuwe
map of het in gebruik nemen van een nieuwe geheugenkaart of opslaglocatie het volgende beeld
een nummer krijgen dat 1 hoger is dan het laatst opgeslagen bestand. Bevat de nieuwe opslagloca-
tie al een bestand met een hoger bestandsnummer, dan krijgt het nieuwe bestand een nummer dat
1 hoger is dan het hoogst genummerde bestand op die locatie.
Is het geheugen voor bestandsnummers uitgeschakeld, dan het bestandsnummer in een nieuwe
map of op een nieuwe opslaglocatie 0001 zijn. Het geheugen voor bestandsnummers wordt geacti-
veerd in sectie 1 van het setup-menu (blz. 72).
MAPNAAM (FOLDER NAME)
Alle opgenomen beelden worden opgeslagen in mappen op de geheugenkaart
of in het interne geheugen van de camera. Mapnamen zijn er in twee formaten,
Standard en Date.
standaard en met datum. Standaard-mappen hebben namen van acht tekens.
De eerste map krijgt de naam 100KM026. De eerste drie tekens zijn het serie-
nummer van de map, dat met 1 wordt verhoogd als er een nieuwe mapnaam
wordt toegekend. De nu volgende twee letters hebben betrekking op Konica
Minolta, en de laatste drie nummers staan voor de gebruikte camera; 026 is de
DiMAGE X60.
De naam van een datum-map begint ook met het driecijferige volgnummer; dat
wordt gevolgd door één teken voor het jaar, twee voor de maand en twee voor
de dag: 101YMMDD. De map 10150824 werd aangemaakt op 24 augustus
2005.
Is er voor datummappen gekozen, dan wordt er voor elke dag dat er wordt gefotografeerd een nieu-
we map gemaakt. Alle beelden die die dag zijn gemaakt zitten dan in die map. Beelden die op een
andere dag zijn opgenomen worden in en map met die datum geplaatst. Kijk voor meer informatie
over mapstructuur en bestandsnamen op blz 86.
100KM026
(Standard)
10150824
(Date)
75