NORMEN VOOR OPSTARTEN VAN DE VEEGMACHINE
Voordat de motor gestart wordt, controleren of zowel de centrale- en de zijborstels opgeheven zijn (zie
hendels 8 en 11, tek. 3).
Ga op de bestuurderszetel zitten
Draai de startsleutel in wijzerszin naar positie 1
Draai in wijzerszin tot de eerste stop bereikt is (1)
Zet de algemene schakelaar 12 (tek. 3) aan
Druk op pedaal 3 (tek. 3) en deblokkeer de hendel op het pedaal om de parkeerrem los te zetten.
Om vooruit te rijden, drukt u op de voorkant van pedaal 1 (tek. 3).
Om achteruit te rijden, drukt u op de achterkant van pedaal 1.
De machine remt automatisch wanneer pedaal 1 in neutraal staat.
Hendels 4, 5 en 6 moeten in de middelste stand staan (tek. 3).
Zet schakelaar 12 (tek. 3) af.
Zet de sleutel 14 in neutrale positie 0 (tek. 3)
De parkeerrem 3 inschakelen (tek. 3) en met de hendel op het pedaal blokkeren.
Starten van de motor
Starten van de veegmachine
De veegmachine uitschakelen
31