2.9
Elektrische aansluiting
Gevaar voor letsel door elektrische schok.
Dood of zwaar letsel!
•
De werkzaamheden mogen alleen door gekwalificeerde vaklieden worden uitgevoerd.
De laagspanningsmachine dient hierbij stil te staan, vrijgeschakeld te zijn en tegen on-
bedoelde herinschakeling beveiligd te worden. Dit geldt ook voor hulpstroomkringen
(bijv. stilstandverwarming of onafhankelijk aangedreven ventilator).
De elektrische installatie moet volgens de geldende voorschriften worden uitgevoerd
(bijv. kabeldoorsneden, beveiligingen, aardverbinding). Verdere aanwijzingen met be-
trekking tot dit onderwerp zijn opgenomen in de documentatie.
Houdt u aan de voorschriften van de volgende normen en richtlijnen:
•
•
•
•
•
Bij de aansluiting moet voor een duurzaam veilige, elektrische verbinding worden ge-
zorgd (geen uitstekende draadeinden); gebruik de daartoe bestemde kabeleinddop-
pen. Breng een veilige aardingsverbinding tot stand. In aangesloten -toestand mogen
de afstanden tot niet-geïsoleerde en spanningvoerende delen niet kleiner zijn dan de
minimumwaarden volgens IEC 60664 en de nationale voorschriften. Conform
IEC 60664 dienen de afstanden bij laagspanning minimaal de volgende waarde te
hebben:
Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Elektrische installatie".
WAARSCHUWING
De motor volgens de voorschriften bekabelen.
EN 60034-1, Roterende elektrische machines
EN 50110, Bedrijfsvoering van elektrische installaties
IEC 60664, Coördinatie van isolatie voor inrichtingen binnen laagspanningssyste-
men
EN 60204-1, Veiligheid van machines – Elektrische uitrusting van machines
EN 61800-5-1, Regelbare elektrische aandrijfsystemen met instelbaar toerental
Nominale spanning U
≤ 500 V
≤ 690 V
Technische handleiding – CMP40 – CMP112, CMPZ71 – CMPZ100
Veiligheidsaanwijzingen
nom
Elektrische aansluiting
Afstand
3 mm
5.5 mm
2
13