Bediening
Hoekrotoren beladen
6.4
Centrifugeren
6.4.1
Continu centrifugeren
22 / 40
Personeel:
■
Getrainde gebruikers
1.
Controleer of de rotor stevig vastzit.
2.
De centrifugebuisjes moeten gelijkmatig over alle rotorposities worden
verdeeld.
Bij het beladen van de rotor mag er geen vloeistof in de rotor en in de
centrifugaalkamer terechtkomen.
Bij rotoren mogen de centrifugebuizen slechts zo gevuld zijn dat er
tijdens de centrifugatieloop geen vloeistof uit de buizen kan worden
geslingerd.
Op elke rotor is het gewicht van de toegestane vulhoeveelheid aange-
geven. Het gewicht mag niet worden overschreden.
Personeel:
■
Getrainde gebruikers
1.
Indien nodig: Druk op toets
De parameter RCF (
geven. Met de toets
gewisseld.
2.
Voer het gewenste toerental (RPM) of de relatieve centrifugaalkracht
(RCF) in.
3.
Stel de parameters t/min en t/sec in op nul.
„--:--" wordt weergegeven.
[START/PULSE] .
4.
Druk op toets
De centrifugatieloop wordt gestart.
De tijdtelling begint bij
Tijdens de centrifugatieloop worden het rotortoerental of de daaruit
resulterende RCF-waarde en de verstreken tijd weergegeven.
[STOP/OPEN] om de centrifugatieloop af te breken.
5.
Druk op de toets
De uitloop vindt plaats met de ingestelde remfase. Remniveau
wordt weergegeven.
Als de rotor tot stilstand komt, gaat het deksel open, klinkt er
een akoestisch signaal en wordt het resterende aantal loopcycli
(centrifugatielopen) weergegeven.
Rev.: 08 / 10.2023
[RCF] .
„>RCF<" ) of RPM ( „RPM" ) wordt weerge-
[RCF] kan tussen de twee parameters worden
„0:00" .
AB1800nl