476-5303
Afbeelding 18
12. Ventilatie van de
generatorkamer
Opmerking: dit is in aanvulling op de ventilatiebehoeften
van de hoofdgeneratoren voor voortstuwing. In het geval
van bedrijf in omgevingstemperaturen boven 50
(122
F) is sprake van een merkbare vermindering van
O
het vermogen.
Opmerking: het oppervlak van de dwarsdoorsnede van
de route van de luchtstroom moet groot genoeg zijn.
Opmerking: zorg voor voldoende ruimte aan de voor-
en achterzijde van de omkasting voor de luchtinlaat- en
uitlaatkanalen.
Opmerking: de maximale onderdruk van de motorruimte
is 5 kPa.
Algemene principes van
luchtventilatie
Afbeelding 18 toont een typische installatie.
1
Afzuigventilator
2
Inlaatlucht
3
Inlaatroosters
Een correcte luchtgeleiding is essentieel voor de
correcte werking van Perkins-motoren en behuisde
installaties. Zonder de juiste luchtgeleiding is het
onmogelijk om de aanbevolen luchttemperatuur in de
machinekamer constant te houden. Voor het ontwerpen
van een ventilatiesysteem voor een machinekamer
moet rekening worden gehouden met de onderstaande
principes.
•
De buitenluchtinlaten moeten zo ver mogelijk
van de hittebronnen en zo laag mogelijk worden
aangebracht.
•
De ventilatielucht moet uit de machinekamer
worden afgevoerd op het hoogste punt, bij voorkeur
direct boven de motor.
•
Ventilatieluchtinlaten en -uitlaten moeten zodanig
aangebracht zijn dat wordt voorkomen dat
afgevoerde lucht via de ventilatieluchtinlaten wordt
aangezogen (recirculatie).
•
Ventilatieluchtinlaten en -uitlaten moeten zodanig
aangebracht zijn dat stilstaande of recirculerende
lucht wordt voorkomen, in het bijzonder in de
omgeving van de luchtinlaatopening van de
generator.
Hoofdstuk 12
C
O
Pagina 61