476-5303
Afbeelding 16
Afbeelding 17
Luchtstarter (optie)
Voorzichtig: luchtturbinestarters zijn gevoelig voor
doorstromingsbeperkingen en vereisen leidingen
zonder vernauwingen. Zorg ervoor dat alle slangen
en koppelingen een binnendiameter van minimaal 25
mm hebben en dat de diameter in de hele installatie
gelijk is.
Afbeelding 16 toont de optionele luchtstarter (item 1).
Afbeelding 17 toont de hoofdonderdelen en aansluitingen.
1
1" BSP koppeling
2
Elektronisch relaisventiel
3
Luchtreservoir
4
Drukmeter
5
Toevoerleiding,
25 mm
De luchttoevoer naar de starter moet 1" BSP (P1) zijn
voor aansluiting op de luchttoevoer, die een maximale
druk heeft van 8 bar en een minimale druk van 5,5 bar.
Debiet/verbruik
@ 5,5 bar
@ 8,0 bar
De nominale werkdruk van de slangen en koppelingen
moet afgestemd zijn op de werkdruk van de starter met
een nominale waarde boven de mogelijke maximale
druk waartoe het systeem in staat is. Het gebruik van
bochten moet tot een minimum beperkt worden.
De grafiek toont de krommen van het vermogen en het
koppel voor de luchtstarter.
1
Toerental pignon (tpm)
2
Koppel (Nm)
3
Vermogen (kW)
4
Koppel bij 8 bar
5
Koppel bij 5,5 bar
6
Vermogen bij 8 bar
7
Vermogen bij 5,5 bar
Hoofdstuk 11
minimale
binnendiameter
0,2 m
/s
3
0,29 m
/s
3
Pagina 59