Hoofdstuk 16
Basis motorbedrading
1 Het startrelais kan, naargelang de geïnstalleerde ECM-software, op twee verschillende manieren verbonden worden met de ECM. In
het geval van ECM-software tot en met onderdeelnr. 501-3363 moet het startrelais aangesloten worden op ECM-pennen 43 en 51.
Bij nieuwere ECM-software moet het startrelais aangesloten worden op ECM-pen 10 en een minpool van een accu. OPMERKING –
Startrelais die gebruikt worden met oudere software (501-3363 en vroeger) moeten een minimale houdstroom hebben van 190 mA.
Relais W10728 (12 V) en W10041 (24 V) zijn hiervoor geschikt. Dit zorgt ervoor dat het startrelais op de juiste manier spanningsloos
kan worden gemaakt.
2 De hoofdvoedingskabels naar de ECM moeten elk afzonderlijk minstens 1,5 mm2 zijn. Bovendien moet men de kabels tussen accu
en ECM zo kort mogelijk houden. Dit geldt voor zowel de plus- als minaansluitingen van de ECM. Zie verder het onderdeel over de
voeding van de ECM.
3 De brandstofopvoerpomp kan direct aangesloten worden met de 2-pensconnector van de pompkast, waarbij pen 1 de pluspool wordt.
Of u gebruikt een tussenkabelboom met een driepensconnector als aansluiting, waarbij pen A de pluspool is. De opvoerpomp moet
aangedreven worden door een relais, en de relaisspoel mag niet meer dan 300 mA verbruiken.
Pagina 102
476-5303