6.2.2
Programmeerapparaatmodus
Voor het bedrijf in de programmeerapparaatmodus:
•
•
•
•
•
•
AANWIJZING
De gewenste doelsnelheid kan vooraf worden ingesteld door in stilstand de <Stop>-
toets in te drukken. Door vervolgens de <Start>-toets in te drukken accelereert de aan-
drijving langs een integrator tot dit toerental.
6.2.3
Belangrijke parameters
•
•
•
Technische handleiding – MOVITRAC
Stel P-12 in op 1 (één richting) of 2 (twee richtingen).
Sluit tussen de klemmen 1 en 2 een draadverbinding of een schakelaar aan op het
gebruikersklemmenblok om de aandrijving vrij te geven.
Druk nu op de toets <Start>. De aandrijving wordt vrijgegeven met 0,0 Hz.
Druk op de toets <Naar boven> om het toerental te verhogen.
Druk de toets <Stop> in om de aandrijving te stoppen.
*Als de toets <Start> nu opnieuw ingedrukt wordt, keert de aandrijving terug naar het
laatst gebruikte toerental, tenzij de aandrijving op een start met toerental 0 ingesteld
is (zie P2-19). (Als de tweerichtingenmodus is geactiveerd (P-12 = 2), wordt de rich-
ting omgekeerd door de toets <Start> in te drukken.)
Maximum- en minimumtoerental worden met P-01 en P-02 ingesteld.
Stel de acceleratie- en deceleratiewaarden in met P1-03 en P1-04.
Voer de gegevens van het motortypeplaatje in via de parameters P1-07 tot P1-10.
®
LTP
Inbedrijfstelling
Eenvoudige inbedrijfstelling
I
6
0 0
29