8. Opstarten en bedrijf
Waarschuwing
Schakel de pomp niet in tot de koppe-
lingsbescherming is aangebracht.
Schakel de pomp niet in voordat deze is
Voorzichtig
gevuld met vloeistof en is ontlucht.
8.1 Aanzuigen
De aanzuigleiding en de pomp moeten met vloeistof
zijn gevuld voordat de pomp wordt ingeschakeld.
Als het vloeistofniveau lager is dan de pompinlaat, of
als er luchtbellen in de aanzuigleiding zitten, ga dan
als volgt te werk:
1. Sluit de isolatie-afsluiter in de afvoer, en open de
isolatie-afsluiter in de aanzuigleiding.
2. Maak de ontluchtingsschroef los.
3. Verwijder de plug uit één van de pompflenzen,
afhankelijk van de pomplocatie.
4. Giet vloeistof door de aanzuigopening.
5. Zorg dat de aanzuigleiding en de pomp volledig
met vloeistof zijn gevuld.
6. Plaats de plug terug en maak deze stevig vast.
7. Maak de ontluchtingsschroef vast.
De aanzuigleiding kan enigszins met vloeistof gevuld
en ontlucht worden voordat deze op de pomp wordt
aangesloten. Een aanzuigapparaat kan ook voor de
pomp worden geïnstalleerd.
8.2 Controleer de draairichting
Schakel de pomp niet in om de draai-
richting te controleren voordat deze
Voorzichtig
met vloeistof gevuld is.
Verwijder niet de motor van de pomp
om de draairichting te controleren, dit
Voorzichtig
kan de asafdichting beschadigen.
De juiste draairichting wordt aangegeven met een
pijl op het pomphuis. Zie afb. 12. Gezien vanuit de
motorwaaier dient de pomp met de klok mee te
draaien.
Schakel de motor slechts even in.
8.3 Inschakelen
1. Voordat u de pomp inschakelt, open de isolatie-
afsluiter aan de zuigzijde volledig en laat de iso-
latie-afsluiter aan de afvoerzijde bijna gesloten.
2. Schakel de pomp in.
Plotselinge grote drukveranderingen in
de afvoerleiding kunnen de pomp
Voorzichtig
beschadigen.
3. Ontlucht de pomp tijdens inschakelen door de
ontluchtingsschroef in de pompkop los te draaien
tot een regelmatige vloeistofstroom uit de ont-
luchtingsopening stroomt.
94
Waarschuwing
Let op in welke richting de ontluch-
tingsopening wijst en zorg ervoor dat
het ontsnappende water geen personen
kan verwonden of schade kan toebren-
gen aan de motor of andere onderdelen.
Bij warmwaterinstallaties dient in het
bijzonder rekening te worden gehouden
met het gevaar van kokend heet water.
4. Wanneer het leidingsysteem met vloeistof is
gevuld, open de isolatie-afsluiter aan de afvoer-
zijde langzaam tot deze volledig open is.
5. In het geval van motoroverbelasting, smoor de
isolatie-afsluiter aan de afvoerzijde tot de motor
niet langer overbelast is.
6. Als de pomp niet onmiddellijk druk opbouwt, stop
dan en herhaal de inschakelprocedure.
De pomp mag nooit gedurende lange
tijd worden bedreven als de isolatie-
Voorzichtig
afsluiter aan de afvoerzijde gesloten is.
8.4 Herinschakelen
Schakel de pomp niet opnieuw in tot de pompas stil
staat.
Terugstromen van de verpompte vloei-
stof mag geen verandering in de draai-
Voorzichtig
richting van de pomp tot gevolg heb-
ben.
8.5 Uitschakelen
Terugstromen wordt gestopt door middel van de
terugslagklep of tegendruk in de leiding.
Schakel de motor uit en controleer dat deze gelijk-
matig vertraagt.
9. Opslag
Alle pompen zijn verduurzaamd en kunnen 6 tot 12
maanden opgeslagen worden. Als de opslagtijd lan-
ger is of als de pompen niet in bedrijf zijn, dan is
aanvullende verduurzaming aan de binnenkant van
de pomp nodig.
De opslagruimte moet overdekt en goed geventileerd
zijn. Vermijd temperaturen lager dan 0°C en hoge
vochtigheid.