7. Installatie
7.1 Pomplocatie
De pomp dient te worden geplaatst op een droge,
goed geventileerde maar vorstvrije locatie.
Waarschuwing
Wanneer hete vloeistoffen worden ver-
pompt, dient men er voor te zorgen dat
personen niet per ongeluk in contact
kunnen komen met hete oppervlakken.
Voor inspectie wordt de volgende vrije afstand aan-
bevolen:
Verticale installatie
• 300 mm boven de motor voor motoren van 3-4 kW
• 1 meter boven de motor voor motoren van 5,5 kW
en meer, om het gebruik van hefapparatuur moge-
lijk te maken (indien nodig).
Zie afb. 5.
3 - 4 kW
300 mm
Afb. 5
Verticale installatie
Horizontale installatie
• 300 mm achter de motor voor motoren van 3-4 kW
• 300 mm achter de motor en ten minste 1 meter
boven de motor voor motoren van 5,5 kW en
meer, om het gebruik van hefapparatuur mogelijk
te maken (indien nodig).
Zie afb. 6.
3 - 4 kW
5.5 - 15 kW
1 m
Afb. 6
Horizontale installatie
5.5 - 15 kW
1 m
300 mm
300 mm
Minimale vrije afstand
Afb. 7
Verwijdering van motor/pompkop
P2
Pomp
[kW]
MTB 50-200
3,0
5,5
MTB 65-160
7,5
11
MTB 65-200
15
3,0
MTB 50-200
4,0
5,5
MTB 65-125
7,5
11
MTB 65-160
15
7.2 Aansluiting
De pomp dient nooit te worden geïnstalleerd met de
motor naar onderen gericht.
Afb. 8
Aansluiting
Als de pomp is geïnstalleerd met de klemmenkast
naar onderen gericht, draai de motor dan naar de
vereiste positie. De klemmenkast kan in stappen van
90° worden gedraaid.
Voer de volgende handelingen uit:
1. Verwijder de koppelingsbeschermers. Verwijder
de koppeling niet.
2. Verwijder de bouten waarmee de motor aan de
pomp is bevestigd.
3. Plaats de motor in de vereiste positie.
4. Monteer de bouten en draai deze vast.
5. Breng de koppelingsbeschermers weer aan.
Isolatie-afsluiters dienen te worden aangebracht op
beide zijden van de pomp om leegstromen van het
systeem te vermijden bij het reinigen of repareren
van de pomp.
x
Minimale vrije afstand, x
[mm]
Motor
Motor en
alleen
pompkop
60
140
80
100
110
100
60
140
80
80
100
110
100
91