Inbedrijfstelling
I
6
Te kiezen extra functies MM..D-503-00
0 0
6.5.16 Gebruik van de relaisuitgang bij extra functies 7, 9, 12 en 13
74
GEVAAR!
Gevaar voor beknelling door onbedoeld aanlopen van de aandrijving.
Dood of zwaar letsel.
Let vóór de inbedrijfstelling met remaansturing BGM op de volgende aanwijzingen:
•
De remspoel moet overeenkomen met de netspanning (bijv. 400 V).
•
De extra functie 7, 9, 12 of 13 dient geactiveerd te zijn, anders is de rem voortdurend
gelicht. Let hier ook op bij het vervangen van de MOVIMOT
Als geen van de genoemde functies geactiveerd is, gedraagt relaiscontact K1 zich
als Gereedmelding-contact. Dit houdt in dat de rem bij het gebruik van de BGM ook
zonder vrijgave wordt gelicht, als deze op een ongeoorloofde manier is aange-
sloten.
De volgende afbeelding toont het gebruik van het relaiscontact K1 voor het aansturen
van de mechanische rem via de remgelijkrichter BGM.
L1
L2
L3
PE
BGM
[1]
Remaansturing BGM gemonteerd in de aansluitklemmenkast
[2]
Externe remweerstand BW (toewijzing zie hoofdstuk "Technische gegevens")
[3]
DC 24V-voeding
[4]
Rechts/stop
[5]
Links/stop
Draairichtingsvrijgave in acht nemen (Æ hoofdstuk "Aansluiting MOVIMOT
functies van de klemmen Rechts/stop, Links/stop bij aansturing via RS-485-interface)
[6]
Setpointomschakeling f1/f2
[7]
Remrelais
Technische handleiding – MOVIMOT
F11/F12/F13
K11
M
BMG
3~
+
=
-
®
MM..D met draaistroommotor DT/DV
®
-regelaar.
MOVIMOT
MOVIMOT
2001188491
®
" (Æ pag. 30),