Inbedrijfstelling
I
6
Te kiezen extra functies MM..D-503-00
0 0
Aansturing
via RS-485
64
•
De mechanische rem wordt door de relaisuitgang aangestuurd.
•
Op de klemmen 13 en 15 van de bedradingsprintplaat van de MOVIMOT
remweerstand (BW..) aangesloten te worden. Klem 14 wordt niet gebruikt.
•
Relais K1 functioneert als relais voor de remaansturing. De functie Gereedmelding
is daardoor niet meer beschikbaar.
Neem beslist het hoofdstuk "Gebruik van de relaisuitgang bij extra functie 7, 9, 12
en 13" (Æ pag. 74) in acht.
GEVAAR!
Als de DIP-schakelaars S2/5 tot S2/8 niet goed ingesteld zijn, kan de rem worden
gelicht.
Als u het hoofdstuk "Gebruik van de relaisuitgang bij extra functie 7, 9, 12 en 13"
(Æ pag. 74) niet opvolgt, bestaat gevaar voor beknelling door onbedoeld aanlopen van
de aandrijving.
Dood of zwaar letsel.
•
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk "Gebruik van de relaisuitgang bij extra
functie 7, 9, 12 en 13" (Æ pag. 74) in acht.
•
Er wordt een nieuwe functie "Rem sluiten bij deceleratie-integrator" ingevoerd. Bit 9
in het besturingswoord wordt als virtuele klem volgens het MOVILINK
deze functie bezet.
•
Als bit 9 tijdens de deceleratie-integrator gezet wordt, sluit MOVIMOT
blokkeert deze de eindtrap.
•
Als de motorfrequentie kleiner is dan de stopfrequentie, valt de rem onafhankelijk
van de toestand van bit 9 in.
•
Na activering van de snelstop mag de vrijgave pas weer uitgegeven worden, nadat
de aandrijving tot stilstand gekomen is.
1
[1]
0
[2]
n
1
[3]
0
1
[4]
0
[1]
Vrijgave klemmen/stuurwoord
[2]
Toerental
[3]
Bit 9
[4]
Remaansturingssignaal: "1" = gelicht, "0" = ingevallen
Technische handleiding – MOVIMOT
®
®
-profiel met
®
de rem en
t
t
t
®
MM..D met draaistroommotor DT/DV
dient een
t
334493195