5
Elektrische installatie
5.1
Installatievoorschriften
5.1.1
Voedingskabels aansluiten
•
•
•
•
•
•
•
Technische handleiding – MOVIMOT
De nominale spanning en frequentie van de MOVIMOT
komen met de gegevens van het voedingsnet.
Kabeldoorsnede: overeenkomstig ingangsstroom I
(zie hoofdstuk "Technische gegevens").
Toegestane kabeldoorsnede van de MOVIMOT
delers):
Eenaderige geleider
Flexibele geleider
(blanke draad)
(blanke ader)
0.5 mm
AWG20 – AWG17
Alleen eenaderige geleiders of flexibele geleiders met of zonder adereindhuls (DIN 46228 deel 1,
matereiaal E-CU) aansluiten
Toegestane lengte van de adereindhulzen: minstens 8 mm
Gebruik adereindhulzen zonder isolatiekraag (DIN 46228 deel 1, materiaal E-CU).
Leidingbeveiliging aan het begin van de voedingskabel achter de railsysteemaftak-
king installeren, zie hoofdstuk "Aansluiting MOVIMOT
F12 / F13 alleen smeltveiligheden met de eigenschap D, D0, NH of leidingbeveili-
gingsschakelaar gebruiken. Smeltzekering aan de kabeldoorsnede aanpassen.
SEW adviseert om bij elektriciteitsnetten met een niet-geaard sterpunt (IT-stelsels)
isolatiebewakingsrelais met pulscodemeetmethode toe te passen. Zo wordt voor-
komen dat het isolatiebewakingsrelais door de aardcapaciteiten van de regelaar ten
onrechte wordt geactiveerd.
®
MM..D met draaistroommotor DT/DV
Elektrische installatie
Installatievoorschriften
®
-klemmen (geldt niet voor veldver-
Vermogensklemmen
2
2
1,0 mm
– 4,0 mm
(2 x 4,0 mm
AWG17 – AWG10 (2 x AWG10)
Besturingsklemmen
Geleider met
adereindhuls
zonder isolatiekraag
2
2
– 1.0 mm
®
-regelaar moeten overeen-
bij nominaal vermogen
net
2
)
Geleider met
adereindhuls
met isolatiekraag
2
0.5 mm
– 0.75 mm
AWG20 – AWG19
®
-basisapparaat", voor F11 /
5
2
25