5.1.9
Aansturing via RS-485-interface
De besturing van de MOVIMOT
een van de volgende besturingsapparaten:
•
•
•
•
•
•
AANWIJZING
Sluit altijd slechts één busmaster aan.
•
5.1.10 Beveiligingsvoorzieningen
•
5.1.11 UL-conforme installatie
•
•
•
AANWIJZINGEN
•
•
Technische handleiding – MOVIMOT
®
MOVIFIT
-MC
veldbusinterfaces MF../MQ..
busmaster plc
optie MLG..A
optie MBG11A
optie MWA21A
Als stuurstroomleidingen paarsgewijs getwiste en afgeschermde kabels toepassen
en deze gescheiden van vermogenskabels leggen.
®
MOVIMOT
-aandrijvingen hebben geïntegreerde beveiligingsinrichtingen tegen
overbelasting. Externe inrichtingen tegen overbelasting zijn niet noodzakelijk.
Gebruik alleen aansluitkabels met koperen aders en met een temperatuurbereik van
60/75°C.
De toegestane aanhaalmomenten van de MOVIMOT
bedragen: 1,5 Nm (13 lb.in).
De toegestane netspanning is 500 V (400/500V-regelaar) resp. 240 V (230V-rege-
laar). Informatie over de maximaal toelaatbare gegevens van de kortsluitstroom van
het voedingsnet en van de voorzekering vindt u op het typeplaatje van de
®
MOVIMOT
-regelaar.
Gebruik als externe DC 24V-spanningsbron alleen geteste apparatuur met een
begrensde uitgangsspanning (U
(P Â 100 VA).
De UL-certificering geldt alleen voor de werking op elektriciteitsnetten met span-
ningen t.o.v. aarde tot max. 300 V. De UL-toelating geldt niet voor elektrici-
teitsnetten met een ongeaard sterpunt (IT-stelsels).
®
MM..D met draaistroommotor DT/DV
Elektrische installatie
Installatievoorschriften
®
-aandrijving via de RS-485-interface vindt plaats via
= DC 30 V) en een begrensde uitgangsstroom
max
®
-vermogensklemmen
5
29