2.5
Installeren
Bij het installeren de veiligheidsaanwijzingen (→ hoofdstuk 1, pagina 4) in acht nemen!
• Alleen origineel aansluitmateriaal gebruiken.
Let op de aandraaimomenten van de MOVITRAC
bouwgrootte 0 → 1,5 Nm (13.3 lb.in) / bouwgrootte 1 → 0,6 Nm (5.3 lb.in) /
bouwgrootte 2 → 1.5 Nm (13.3 lb.in) / bouwgrootten 3 en 4 → 3,5 Nm (31 lb.in)
• De minimaal vereiste vrije ruimte van de apparatuur in acht nemen (correcte koeling)! 100
mm (4 inch) boven en onder, aan de zijkant is geen vrije ruimte vereist.
• De apparaten vertikaal inbouwen. Inbouw liggend, dwars of op z'n kop is niet toegestaan!
®
• MOVITRAC
31C is ontworpen voor bedrijf aan laagspanningsinstallaties met direct geaard
sterpunt (TN- en TT- stelsels).
Bedrijf aan laagspanningsinstallaties met niet geaard sterpunt (bijvoorbeeld IT-stelsels) is toe-
gestaan. SEW adviseert, in laagspanningsinstallaties zonder geaard sterpunt (IT-stelsels) isola-
tiebewakingsrelais met pulscode-meetmethode toe te passen. Daardoor worden foute
uitschakelingen van het isolatiebewakingsrelais door de aardcapaciteiten van de regelaar verme-
den. De EMC-waarden voor de storingsemissie zijn bij laagspanningsinstallaties zonder geaard
sterpunt (IT-stelsels) niet gespecI
• Bij meer dan vier apparaten achter één voor de totaalstroom geselecteerde net-magneetscha-
kelaar: voor beperking van de inschakelstroom een 3-fasige netsmoorspoel opnemen.
• Vermogensleidingen en elektronicaleidingen in gescheiden kabelgoten leggen.
• Voedingsleiding: overeenkomstig de ingangsstroom I
hoofdstuk 5).
• PE-netaansluiting (→ EN 50178): bij een voedingskabel < 10 mm
PE- leider met de doorsnede gelijk aan die van de voedingsleiding parallel aan de beschermings-
leiding via gescheiden klemmen of een beschermingsleiding met een doorsnede van 10 mm
(AWG 8) Cu gelegd worden. Bij een voedingskabel van
mingsleiding met een doorsnede gelijk aan die van de voedingsleiding. Er kunnen tijdens nor-
maal bedrijf lekstroomen optreden van > 3,5 mA.
• Motorkabel: overeenkomstig de nominale uitgangsstroom I
• Smeltveiligheden aan het begin van de voedingsleiding achter de railsysteem-aftakking installe-
ren (→ hoofdstuk 2.8.1: F11/F12/F13). D, DO, NH of vermogensautomaten toepassen.
• Een aardlekschakelaar als enige beveiligingsinrichting is niet toelaatbaar. In normaal bedrijf
van de regelaar kunnen lekstromen > 3,5mA optreden.
• Bedrijf van twee afwisselend draaiende motoren aan één regelaar: voor elk van beide motor-
leidingen een magneetschakelaar voor het omschakelen, magneetschakelaars alleen bij
geblokkeerde regelaar schakelen.
• Aan de regelaar-uitgang alleen ohmse/inductieve belasting (motor) toelaatbaar, geen capaci-
tieve belasting.
• Advies: voor de net-magneetschakelaar K11 een minimum uitschakeltijd aanhouden van 10 s.
• Binaire ingangen zijn door opto-couplers potentiaal gescheiden. Binaire uitgangen zijn kort-
sluitvast, echter niet bestand tegen vreemde spanning. Zij kunnen defect raken door vreemde
spanning!
• Aansluiting remweerstanden: twee dicht bij elkaar liggende getwiste leidingen of 2-aderige,
afgeschermde sterkstroomkabel gebruiken. Doorsnede overeenkomstig de nominaalstroom van
de regelaar (gegevens → hoofdstuk 5). De remweerstand met een bimetaalrelais (→ hoofdstuk
2.8.1: F16) beveiligen, uitschakelstroom overeenkomstig de technische gegevens van de rem-
weerstanden (→ hoofdstuk 2.9).
• Bedrijf met remweerstanden: De leidingen naar de remweerstand voeren in nominaalbedrijf
hoge gelijkspanning (ca. 900 V). Indien nodig de remweerstanden in vlakke bouwvorm met bij-
behorende aanrakingsbeveiliging monteren. De oppervlakken van de remweerstanden bereiken
bij belasting met P
hoge temperaturen. Dienovereenkomstig de inbouwplaats selecteren. Het
N
is gebruikelijk de remweerstanden op het dak van de schakelkast te monteren.
®
MOVITRAC
31C Technische handleiding
®
31C vermogensklemmen:
iceerd. De effectiviteit van netfilters is sterk beperkt.
max
net
bij nominale belasting (gegevens →
2
(AWG8) moet een tweede
2
10 mm
(AWG8) een Cu- bescher-
(gegevens → hoofdstuk 5).
N
Installatie
2
2
9