A N T I - I N B R A A K A L A R M
II
Uw auto kan zijn uitgerust met een
ANTI-INBRAAKALARM.
Deze biedt:
• Een uitwendige beveiliging via
sensoren op de opengaande
delen (portieren, motorkap) en
op de elektrische voeding.
• Een beveiliging bij optakelen van
de auto.
28
Het systeem bevat verder een
sirene en lampje 1, dat zichtbaar
is vanaf de buitenzijde en drie
mogelijke toestanden van het anti-
inbraakalarm aangeeft:
• Alarm niet actief (sluimerstand
uitgeschakeld); het lampje is
gedoofd.
• Alarm actief (in sluimerstand);
het lampje knippert langzaam.
• Alarm in werking (inbraaksignaal);
het
lampje
knippert
ontgrendeling van de auto. Dit
stopt zodra het contact wordt
aangezet.
Uitschakelen van het anti-
inbraakalarm met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de
sleutel en stap in de auto.
Uitschakelen van het
anti-inbraakalarm met de
afstandsbediening
Het uitschakelen van de sluimer-
stand vindt plaats bij ontgrendeling
van de auto (indrukken van toets
B van de afstandsbediening).
snel
bij