2.8.2
Zekeringen en terminals
De volgende tabel beschrijft de zekeringen van het
controlesysteemcircuit
controlesysteem.
Naam
3 ampère-zekering van
de
waarschuwingsinstelling
op afstand
3 ampère-zekering van
het controlesysteem
15 ampère-zekering van
de motor en toebehoren
De TB1-terminal van
het controlesysteem
De TB2-terminal van
het controlesysteem
1. TB1 terminal
3. Zekeringen
Figuur 2-23 TB1 en TB2 terminals op de
Decision-Maker™
controlesysteem
TP-6441-NL 11/06
en
de
terminals
Omschrijving
De zekering beschermt het circuit van de
waarschuwingsinstelling op afstand, het
A/V-alarm en de geïsoleerde alarmset,
indien uitgerust.
De zekering beschermt de printplaat van het
controlesysteem, de snelheidssensor en de
printplaat van de lamp.
De zekering beschermt de motor/het
startschakelschema en de toebehoren.
De terminal voorziet in verbindingspunten
voor verbinding van meetapparatuur die
door de gebruiker ingesteld is en voor
generatorset toebehoren zoals de
noodstopschakelaar, de start/stop-
schakelaar op afstand, het audio/visuele
alarm, enz., aan het controlesysteem.
Figuur 2-23 toont de plaats van de TB1
terminal op de printplaat van het
controlesysteem. Raadpleeg de
bedradingsdiagrammen voor informatie bij
het verbinden van toebehoren met de TB1
terminal.
De terminal voorziet in verbindingspunten
voor de selectie van de aanzwengelwijze
(cyclisch of ononderbroken) en werkinvoer
van de start/stop-schakelaar op afstand.
Figuur 2-23 toont de plaats van de TB2
terminal op de printplaat van het
controlesysteem. Raadpleeg de
bedradingsdiagrammen voor informatie
over verbinding.
TB2 terminal
3+
printplaat
2.8.3
foutmeldingen
van
het
De volgende beschrijvingen bepalen de mogelijke
toestand
Toestand
Geen wisselstroom-uitvoer. De hulplamp knippert
onmiddellijk
wisselstroom-uitvoer detecteert terwijl de generatorset
loopt (behalve tijdens de eerste 10 seconden na het
opstarten). Het knipperen houdt op en de lamp gaat uit
wanneer
detecteert. Het controlesysteem heeft geen herinstelling
met
Lage batterijspanning. De hulplamp knippert als de
batterijspanning opnieuw gesloten wordt of als deze laag
was en daarna hersteld terwijl de hoofdschakelaar van
de generatorset in de RUN- of de AUTO-positie was.
Een
mogelijke
batterijtoestand wanneer de batterij zwak is of te klein is
voor
de
batterijspanning
hoofdschakelaar van de generatorset in de positie
OFF/RESET.
Toestand met ononderbroken schijnen van de lamp
Geactiveerde noodstopschakelaar. Na activering van
de noodstopschakelaar, indien uitgerust, gaat de
hulplamp
onmiddellijk
De herinstelling van de noodstopschakelaar. De
herinstelling van de facultatieve noodstopschakelaar
terwijl de hoofdschakelaar van de generatorset in de
AUTO- of RUN-positie is veroorzaakt oplichten van de
hulplamp.
generatorset in de positie OFF/RESET om de toestand
dat
de
Opmerking: De afsluiting door hulplampvertraging.
De hulplamp gaat aan en de motor sluit zichzelf af 5
seconden na foutmelding door hoge olietemperatuur (P1
-13) of afsluiting door vertraging van de hulplamp (P1-
15), indien uitgerust. Afsluiting door vertraging van de
hulplamp wordt voorkomen tijdens de eerste 30
seconden
Opmerking: Afsluiting door te hoge spanning. Als
een generatorset met deze uitrusting uitgerust is, gaat
de hulplamp aan en de motor sluit zichzelf onmiddellijk
af wanneer een te hoge spanningsituatie voorkomt.
Opmerking: Directe hulpafsluiting. De hulplamp gaat
van
het
aan en de motor sluit zichzelf onmiddellijk af wanneer
meetapparatuur die door de gebruiker ingesteld is en die
verbonden zijn aan directe hulpafsluitingsports (P1-17
en P1-18) worden geactiveerd.
Toestand van de hulplamp voor
van
de
hulplamp
voor
met
een
knipperende
wanneer
het
controlesysteem
het
controlesysteem
de
hand
oorzaak
is
een
toepassing.
Om
de
te
verhelpen,
meteen
aan
en
de
Plaats
de
hoofdschakelaar
hulplamp
aan
is
na
losmaking
van
Hoofdstuk 2 Exploitatie
foutmeldingen.
lamp
geen
wisselstroom-uitvoer
nodig.
tijdelijke
lage
toestand
lage
plaatst
u
de
generatorset
sluit
af.
van
de
te
verhelpen.
de
zwengel.
67