2.8.1
Controles en indicatoren
De volgende lijst beschrijft de controles en de
indicatoren die op het controlesysteem zijn bevestigd.
Naam
Wisselstroom-
ampèremeter
Wisselstroom-voltmeter
Gelijkstroom - voltmeter
Alarmtoeter
De alarmschakelaar
Hulpfoutmeldingslamp
Frequentie meter
De hoofdschakelaar
van de generatorset
De lamp hoge
motortemperatuur
Urenteller
De lamp testschakelaar
De lamp lage oliedruk.
De overcranklamp
66
Hoofdstuk 2 Exploitatie
Beschrijving
De meter toont de wisselstroom-uitvoersterkte.
Gebruik de selectieschakelaar om de
fasestroom te kiezen.
De meter toont de wisselstroom-
uitvoerspanning. Gebruik de
selectieschakelaar om de circuits van de
uitvoerkabel te kiezen.
De meter toont de spanning van de
startende batterij (-en).
De toeter gaat af als een willekeurige fout
of verwachte foutmeldingssituatie ontstaat.
Plaats de hoofdschakelaar van de
generatorset in de AUTO-positie alvorens
de toeter tot zwijgen te brengen. Zie de
Herinstellingsprocedure van het
controlesysteem later in dit hoofdstuk.
De schakelaar zet het alarm af tijdens service
(plaats de hoofdschakelaar van de
generatorset in de AUTO-positie alvorens de
alarmtoeter tot zwijgen te brengen). Stel de
schakelaars van de alarmtoeter opnieuw in op
alle plaatsen (controlesysteem,
waarschuwingsinstelling op afstand, en
audio/visueel alarm) in de normale posities na
het corrigeren van de afsluiting door
foutmelding om reactivering van de
alarmtoeter te vermijden. Zie de
Herinstellingsprocedure van het
controlesysteem later in dit hoofdstuk.
De lamp knippert of licht op wanneer het
controlesysteem een fout detecteert. Zie
het hoofdstuk over lamptoestanden
verderop.
De meter toont de frequentie (Hertz) van
de uitvoerspanning van de generatorset.
De schakelaar functioneert als de
herinstelling van het controlesysteem en als
hoofdschakelaar van de generatorset.
De lamp licht op als de generatorset wegens
hoge motortemperatuur afsluit. Afsluiting
begint 5 seconden nadat de motor het bereik
van de afsluiting door hoge temperatuur
bereikt.
De urenteller registreert de totale werkuren
van de generatorset voor verwijzing in
onderhoudsplanning.
De schakelaar test de lampen van de
controlesysteemindicator.
De lamp licht op als de generatorset wegens
lage oliedruk afsluit. Afsluiting begint 5
seconden nadat de motor het bereik van
afsluiting door lage oliedruk bereikt.
De lamp licht op en het aanzwengelen houdt
op als de motor na 45 seconden van
ononderbroken aanzwengelen of na 75
seconden van cyclische aanzwengelen niet
start.
Het aanzwengelen stopt en de overcrank lamp
licht op na 15 seconden als de starter of de
motor niet draaien (geblokkeerde rotor).
De overcranklamp knippert als het signaal van
de snelheidssensor langer dan één seconde
afwezig is.
Opmerking: De automatische herstartfunctie
van het controlesysteem van de generatorset
probeert om de generatorset opnieuw te
starten als de motorsnelheid onder 13 Hertz
(390 t/min) daalt. Een voortdurende
verminderde motorsnelheid veroorzaakt een
overcranksituatie.
Naam
De lamp te hoge snelheid
De lamp licht op als de generatorset afsluit
omdat de bestuurde frequentie van 50 en
60 Hertz modellen de 70 Hertz overschrijdt.
De water temperatuurmeter
De meter toont de temperatuur van het
motorkoelmiddel.
De oliedrukmeter
De meter toont de druk van de motorolie.
Schaallampen (hogere/
De lampen geven aan welke
lagere)
wisselstroomvoltmeter en/of ampèremeter
schalen te lezen.
De selectieschakelaar
De schakelaar selecteert welke de
uitvoercircuits van de generatorset
gemeten worden. Wanneer de schakelaar
in een positie staat met twee
circuitschalen, dan wordt de stroomsterkte
van de kabel in de hogere schaal getoond
en de spanning tussen de twee kabels in
de lagere schaal . De
wisselstroomampèremeter en
voltmeterfunctie werken alleen met de
schakelaar in de ON-positie.
De potentiometer van de
De potentiometer stelt de uitvoerspanning
spanningsaanpassing
van de generatorset nauwkeurig in(±5%).
Nauwkeurige aanpassing (5%) van het
spanningsniveau van de generatoruitvoer.
Hulp voortijdig alarmlamp
De lamp licht op wanneer de pomp
geactiveerd wordt door meetapparatuur
aangebracht door de gebruiker.
Noodstoplamp
De lamp licht op en de generatorset sluit
zichzelf af wanneer de gebruiker de
facultatieve noodstopschakelaar activeert.
De lamp werkt alleen als de facultatieve
noodstopschakelaar functioneert.
De generator schakelaar
De lamp licht op wanneer de
niet-in-auto-lamp
hoofdschakelaar van de generatorset in de
RUN- of in de OFF/RESET-positie is.
Lage brandstoflamp
De lamp licht op wanneer het
brandstofniveau in de tank tot leeg nadert.
De lamp werkt alleen als de lage brandstof-
sensor in de brandstoftank functioneert.
De hoge watertemperatuur-
De lamp licht op wanneer de
lamp
watertemperatuur het afsluitingsbereik
bereikt De lamp werkt alleen als de
facultatieve voortijdig alarmzenderset
functioneert.
Voortijdig alarm-lamp hoge
De lamp licht op wanneer de temperatuur
motortemperatuur.
van het motorkoelmiddel het
afsluitingsbereik nadert. De lamp werkt
alleen als de facultatieve voortijdig
alarmzenderset functioneert.
Voortijdig alarm-lamp lage
De lamp licht op wanneer de druk van de
oliedruk
motorolie het afsluitingsbereik nadert. De
lamp werkt alleen als de facultatieve
voortijdig alarmzenderset functioneert.
De lamp licht op wanneer de
hoofdschakelaar van de generatorset in
AUTO-positie staat en het systeem geen
foutmeldingen detecteert.
De systeem-klaar-lamp
De lamp licht op wanneer de
hoofdschakelaar van de generatorset in de
AUTO-positie staan en het systeem geen
foutmeldingen detecteert.
Noodstopschakelaar
De schakelaar, indien geactiveerd, sluit de
generatorset in noodstopsituaties
onmiddellijk af Gebruik de
noodstopschakelaar alleen voor
noodstopafsluitingen. Gebruik de
hoofdschakelaar van de generatorset voor
normale afsluitingen.
Beschrijving
TP-6441-NL 11/06