4.2.4.1 Verlaging van de flowsnelheid
Naarmate de flowsnelheid wordt verlaagd, daalt de daaruit voortvloeiende gemeten vloeistofdruk.
Het systeem blijft doorgaan met de afgifte van het fasevolume maar op een verlaagde flowsnelheid,
waardoor de fase langer zal duren dan oorspronkelijk gepland.
4.2.5 Reactie op occlusies
Wanneer er tegen een occlusie in wordt geïnjecteerd, heeft dit stilstand of een annulering van
de vrijgave bij hoge druk tot gevolg. Controleer het vloeistoftraject op blokkade en inspecteer
de wegwerpset op schade wanneer de vrijgave bij stilstand of hoge druk wordt geannuleerd.
Als er geen probleem wordt gevonden, moet een grotere maat katheter of een lagere flowsnelheid
worden overwogen.
OPMERKING: Van stilstand is sprake wanneer de feitelijke flowsnelheid minder dan 10%
OPMERKING: De vrijgave van het systeem wordt geannuleerd als gevolg van hoge druk wanneer
4.2.6 Bescherming van volume en flowsnelheid
Het systeem biedt de volgende bescherming tegen een te hoog/te laag volume en te hoge/te lage
flowsnelheid:
4.3 Functies voor het aanbrengen van de spuit
Mechanisch gevaar - Kan leiden licht of matig letsel bij patiënt en/of medewerkers.
Het injectiesysteem heeft vier functies die zijn bedoeld om de tijdsduur en het aantal stappen die nodig
zijn om wegwerpspuiten te bevestigen, te verminderen.
van de gedefinieerde snelheid bedraagt.
de systeemdruk 345 kPa (50 psi) hoger is dan de geprogrammeerde druklimiet.
Zie Tabel 17 - 3.
•
Waarschuwingen op het veiligheidsscherm herinneren de operator eraan om de
geprogrammeerde injectieparameters te controleren voordat het systeem wordt vrijgegeven.
•
Een indicatie van onvoldoende volume op het scherm als het geprogrammeerde, totaal af te
geven volume groter is dan de hoeveelheid vloeistof in de spuit.
•
Het systeem voorziet in injectiebewaking, waarmee te hoge snelheden of volumes,
veroorzaakt door systeemstoringen, worden gedetecteerd. Als een van deze situaties
wordt gedetecteerd, wordt de injectie beëindigd.
•
Zorg dat de spuit goed in de voorkant van de injectorkop is vastgeklikt voordat u de
injectie toedient. Als de spuit niet goed vastzit of draait, kan dit ertoe leiden dat de spuit
tijdens de injectie gaat lekken, beschadigd raakt of losraakt, waardoor mogelijk te weinig
vloeistof wordt afgegeven en de spuit een vliegend projectiel kan worden.
1. Niet-rotationele oriëntatie: U plaatst een spuit op de injector door de spuit op de voorkant
van de injectorkop vast te klikken (richten is niet nodig).
2. Automatische zuigerkoppeling: Nadat er een spuit is geplaatst, beweegt de zuiger van de
injector naar voren, vindt deze de plunjer van de spuit en koppelt zich hieraan. Indien de spuit
al eerder met vloeistof is gevuld, vindt er op dit moment geen verdere activiteit plaats.
LET OP
Systeemoverzicht
4 - 15