®
MEDRAD
Stellant CT Injection System with Certegra
4.2.1.1 Fase
Er zijn drie typen fase:
4.2.1.2 Druklimiet
Hiermee wordt de maximale vloeistofdruk gedefinieerd die het systeem mag genereren terwijl het
protocol wordt uitgevoerd. Bij gebruik van wegwerpspuiten van Bayer bedraagt de maximale druk
2241 kPa (325 psi). Als u een voorgevulde spuitadapter gebruikt, raadpleeg dan de bijbehorende
bedieningshandleiding voor de bijbehorende maximale druklimiet.
De operator kan ervoor kiezen om deze limiet te verlagen op basis van de gebruiksomstandigheden
van het protocol.
4.2.1.3 Herinnering
Een door de operator ingesteld verzoek aan het systeem om de gebruiker te waarschuwen nadat
tijdens de uitvoering van het protocol een bepaalde tijd is verstreken.
4.2.2 Protocolbeheer
Wanneer de gebruiker de fasen, de druklimiet en de optionele herinneringen heeft geconfigureerd,
is het protocol voltooid en kan het worden opgeslagen en later worden opgeroepen. Via Protocolbeheer
kan de operator protocollen opslaan en sorteren met unieke, door de operator gekozen namen.
Deze protocollen kunnen dan op een later tijdstip worden opgeroepen voor herhaald gebruik.
4.2.3 Ontwerp van het vloeistofafgiftesysteem
Het systeem heeft een gereguleerde flow. De gespecificeerde flowsnelheid in een fase is de waarde
die het systeem tijdens de injectie afgeeft, totdat het gedefinieerde fasevolume is toegediend.
De duur is de gedefinieerde tijd die de fase nodig heeft om de volume-injectie uit te voeren op
de gespecificeerde flowsnelheid. Het systeem laat de operator twee van deze drie parameters kiezen.
De derde parameter wordt berekend.
4.2.4 Vloeistofdruk en drukbegrenzing
De vloeistofdruk wordt door het systeem tijdens de uitvoering van een fase gemeten en waarborgt dat
de druklimiet van het protocol niet wordt overschreden. Vloeistofdruk ontstaat door het toedienen van
vloeistof op de gewenste flowsnelheid door het bevestigde wegwerpsysteem. De hieruit voortvloeiende
vloeistofdruk die wordt gemeten, is afhankelijk van:
Drukbegrenzing vindt plaats wanneer de bovenstaande factoren ertoe leiden dat de gemeten
vloeistofdruk hoger is dan de ingestelde druklimiet voor het protocol. Als dit gebeurt, meldt het
systeem de situatie aan de operator en verlaagt het systeem de flowsnelheid voor de betreffende
fase, om de vloeistofdruk te verlagen.
4 - 14
•
Vloeistofafgiftefase: Hiermee wordt de flowsnelheid, het volume en de duur van
de te injecteren vloeistof gedefinieerd.
•
Programmeerbare pauzefase: Hiermee wordt een specifieke tijdsduur gedefinieerd waarin
de vloeistofinjectie wordt gepauzeerd. De volgende fase wordt uitgevoerd zodra de
ingestelde tijd is verstreken.
•
Onderbrekingsfase: Hiermee wordt de vloeistofafgifte onderbroken. De gebruiker moet
actief het systeem opnieuw inschakelen om verder te gaan naar de volgende fase.
•
Flowsnelheid
•
Vloeistofeigenschappen
•
Vloeistoftemperatuur
•
Bevestigde wegwerpartikelen
•
Type/maat katheter
®
Workstation