1.
0xFD (253) - Gereserveerd
2.
0xFE (254) - Kan geen adres claimen - bijvoorbeeld als alle anderen in gebruik zijn
3.
0xFF (255) - Het broadcast adres
14.8.2. NMEA 2000 Virtuele-apparaten
Als de NMEA 2000-out-functie is ingeschakeld, fungeert het GX-apparaat als een brug: het maakt elke accumonitor, omvormer/
accuader of ander apparaat dat is aangesloten, afzonderlijk beschikbaar op de CAN-bus. Individueel, elk met een eigen
netwerkadres, zijn eigen Device instance, functiecodes, en zo verder.
Bijvoorbeeld, een GX-apparaat met twee BMV's aangesloten op een VE.Direct-poort en een omvormer/acculader aangesloten via
een VE.Bus, zal de volgende gegevens beschikbaar maken op de CAN-bus:
Adres
Klasse
0xE1
130 (Display)
0x03
35 (Elektrische opwekking)
0xE4
35 (Elektrische opwekking)
0xD3
35 (Elektrische opwekking)
0xD6
35 (Elektrische opwekking)
14.8.3. NMEA 2000-klassen en -functies
Volgens de NMEA 2000-specificatie definiëren deze de soorten zenders en apparaten die zijn aangesloten op de CAN-bus.
Klassen zijn de hoofdcategorieën en functies specificeren het tot een nader detail.
14.8.4. NMEA 2000-Instances
Instances worden gebruikt in een NMEA 2000-netwerk om meerdere gelijkaardige producten, aangesloten bij hetzelfde netwerk,
te identificeren.
Neem als voorbeeld een systeem met twee accumonitors één voor de hoofd-accubank en een andere voor de hydraulische
boegschroef) en ook een Quattro omvormer/acculader. Alle drie van deze apparaten sturen hun accuspanningsmetingen naar het
N2K-netwerk. Om te zorgen dat de schermen deze waarden op de juiste plaats tonen, moeten ze weten welke spanning behoort
tot welke accu. Dat is waar instances voor dienen.
Er zijn verschillende types van instances, en voor maritieme systemen zijn er twee die van belang zijn: de Device instance en de
Data instance. De Data instance kent tal van verschillende namen, zoals Fluid instance, Battery instance en DC instance. NMEA
2000 bepaalt drie verschillende instances:
1.
Data instance
2.
Device Instance
3.
Systeeminstance
Voor alle accumonitoren en andere apparaten die het GX-apparaat beschikbaar stelt op de CAN-bus, is elk van de bovenstaande
typen Instances beschikbaar en kan afzonderlijk worden ingesteld.
Per virtueel apparaat is er één Device instance en één System instance. En afhankelijk van het type virtueel apparaat, zijn er één
of meerdere Data Instances.
Voor een BMV-712 zijn er bijvoorbeeld twee Data Instances, één "DC-Instance" voor de hoofdaccu en een andere voor de
Startaccu spanning.
Hoe Device Instances gewijzigd en gebruikt kunnen worden, hangt af van de apparatuur en software die wordt gebruikt om ze
op de CAN-bus uit te lezen. De apparatuur en software die hier worden bedoeld zijn MFD's zoals die van Garmin, Raymarine,
Furuno of Navico; maar ook meer software georiënteerde oplossingen van bijvoorbeeld Actisense en Maretron.
De meeste van deze oplossingen identificeren parameters en producten door unieke Device-Instances te vereisen, of door
gebruik te maken van de PGN 60928 NAME Unique Identity Numbers en vertrouwen er niet op dat de data-Instances wereldwijd
uniek zijn.
Er is echter één uitzondering:
• Raymarine MFD's moeten wellicht de Data instance wijzigen om gegevens juist weer te geven, afhankelijk van de Lighthouse
firmware-versie. Raadpleeg voor meer informatie het Raymarine-specifieke
Pagina 119
Cerbo GX Handleiding
Functie
Omschrijving
120 (Display)
Het GX-apparaat zelf
170 (Accu)
De 1ste BMV
170 (Accu)
De 2de BMV
153
De omvormer/acculader (AC-uitgang)
154
De omvormer/acculader (AC-ingang)
NMEA 2000 [100]
hoofdstuk.
Integratie Maritieme MFD's met
NMEA 2000