Inhoudsopgave
Advertenties
D
C
IGITAL
ONTROL
Bijlage C: Geprojecteerde diepte versus huidige
diepte en de verschuiving vooruit/achteruit
De tabellen in deze bijlage gebruiken de Engelse nummer- en interpunctie-opmaak
Wat gebeurt er als de zender steil en diep is
Het signaalveld dat door de zender wordt uitgezonden, bestaat uit een reeks elliptische signalen of
'fluxlijnen'. De fluxlijnen geven de positie van de zender weer. Als de zender waterpas ten opzichte van de
grond is, de locatielijn (LL) bevindt zich recht boven de zender, dan is de diepte die op de ontvanger wordt
weergegeven de huidige diepte, en de locatiepunten (FLP en RLP) bevinden zich op gelijke afstand van de
zender. De locatie van LL kan men vinden op de kruising van de grond en het horizontaal gedeelte van het
fluxveld; FLP en RLP bevinden zich op het punt waar de verticale componenten van het fluxveld de grond
kruist. Sommige van de horizontale en verticale componenten worden hieronder aangeduid met korte gele
lijnen.
Zijaanzicht van fluxveld en geometrie van FLP, RLP en LL
Door de vorm van het signaalveld van de zender, wanneer deze zich graad van ±10% (±5,7°) bevindt en/of op
een diepte van 4,6 m of meer bevindt, zal de locatielijn zich een beetje voor of achter de werkelijke positie
van de zender bevinden. In dit geval wordt de diepte, die op de ontvanger wordt weergegeven, een
geprojecteerde diepte. De afstand van de zender voor of achter de locatielijn wordt de verschuiving
vooruit/achteruit genoemd.
Er moet rekening worden gehouden met de geprojecteerde diepte en de verschuiving vooruit/achteruit
wanneer de zender zich steil en/of diep bevindt. Raadpleeg
de verschuiving vooruit/achteruit te bepalen als de weergegeven (geprojecteerde) diepte en de graad van de
zender gekend zijn.
68
I
NCORPORATED
1. RLP
2. LL
3. FLP
Tabel C1
en
Tabel C2
om de werkelijke diepte en
DigiTrak Falcon F2 Handleiding
Advertenties
Inhoudsopgave
