Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Uitvoeren Van Testen Voor Het Boren; Interferentie; Potentiële Interferentie Ontvangen; Mogelijk Opgewekte Interferentie - DCI DigiTrak FALCON F2 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

D
C
IGITAL  
ONTROL  
omstandigheden zoals brand. Zie
lithium-ion batterijen.
Het gebruik van deze apparatuur is beperkt tot intern gebruik op een bouwplaats.

Uitvoeren van testen voor het boren

Voor het boren, moet u uw DigiTrak geleidingssysteem testen, met de zender in de boorkop, om te
controleren of het apparaat goed werkt en nauwkeurige de locatie en koers van de boorkop weergeeft.
Tijdens het boren, zal de diepte niet nauwkeurig weergegeven, behalve:
De ontvanger werd correct gekalibreerd en de kalibratie is gecontroleerd op nauwkeurigheid, de ontvanger
l
geeft dus de correcte diepte weer.
De zender werd correct en nauwkeurig gelokaliseerd en de ontvanger bevindt zich recht boven de zender
l
in de ondergrondse boorkop of op het voorste locatiepunt.
De ontvanger is op de grond geplaatst of op de correcte bovengrondse hoogte gehouden, die correct werd
l
ingesteld.
Test altijd de kalibratie als u langere tijd gestopt bent met boren.

Interferentie

De Falcon frequentie-optimalisator kiest frequenties op basis van de gemeten actieve interferentie op een
bepaald punt in de tijd en ruimte. De actieve interferentieniveaus kunnen met de tijd en locatie veranderen,
passieve interferentie (die het systeem niet detecteert) kan aanwezig zijn en de prestatie kan bijgevolg
variëren. De keuzes van de frequentie-optimalisator zijn geen vervanging voor een voorzichtige oordeel van
de operator. Als de prestaties tijdens het boren dalen, overweeg dan om over te schakelen naar de andere
geselecteerde band of het gebruik van de Max-modus.
Potentiële interferentie ontvangen
Interferentie kan onnauwkeurigheden veroorzaken bij het meten van de diepte en het verlies van de verticale
hoek, rol of koers van de zender. Voer voor het boren altijd een controle van het achtergrondruis uit met
behulp van uw ontvanger (locator), alsook een visuele inspectie op mogelijke storingsbronnen.
Een controle van het achtergrondruis zal niet alle interferentiebronnen identificeren, aangezien alleen actieve
bronnen kunnen worden opgespoord, geen passieve bronnen. Interferentie, alsmede een gedeeltelijke lijst
met interferentiebronnen, wordt besproken in het gedeelte
Betrouw nooit op gegevens die niet snel worden weergegeven en/of stabiel blijven.
Als er een A onderaan links van de rolindicator of frequentie-optimalisator wordt weergegeven, op een
afstand groter dan 3,0 m van de zender, dan is er verzwakking, dit duidt op de aanwezigheid van te veel ruis
dat tot onnauwkeurige dieptemetingen kan leiden. Een knipperende signaalsterkte duidt op de aanwezigheid
van extreme interferentie; de diepte- en locatiepunten zullen niet nauwkeurig zijn.

Mogelijk opgewekte interferentie

Omdat deze apparatuur radiofrequentie-energie kan genereren, gebruiken en uitstralen, is er geen garantie
dat interferentie niet zal optreden op een bepaalde locatie. Als dit apparaat de radio- of televisie-ontvangst
verstoort, die bepaald kan worden door het apparaat in of uit te schakelen, wordt de gebruiker aangemoedigd
de interferentie te corrigeren via een van de volgende maatregelen:
Oriënteer of verplaats de antenne.
l
Vergroot de afstand tussen de verstoorde apparatuur en ontvanger.
l
2
I
NCORPORATED
bijlage A
voor belangrijke beperkingen met betrekking tot het transport van
Interferentie
op pagina 35.
DigiTrak Falcon F2 Handleiding

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave