D
C
IGITAL
ONTROL
3. Met de FO-resultaten actief, wandel met de ontvanger langs het beoogde boorpad en noteer de
plaatsen met een hoge achtergrondruis (actieve interferentie). Hoger hoger de staaf van een
frequentieband op een grafiek is, hoe groter de interferentie. Noteer welke band constant laag blijft,
aangezien de band met de minste interferentie degene zal zijn die u wilt gebruiken.
Frequentiebanden toewijzen
1. Op de ontvanger, klik om de selector onderaan de grafiek van de frequentie-optimalisator te
verschuiven naar de band die u wilt gebruiken en houd kort ingedrukt om te selecteren.
2. Als Up of Down-band toewijzen
3. Optioneel: selecteer en wijs een tweede frequentieband toe
4. Selecteer Koppelen
5. Plaats de batterijen in de zender, eerst positieve kant, installeer het batterijdeksel en wacht enkele
seconden tot de zender volledig is ingeschakeld en gegevens naar de ontvanger verzendt.
6. Lijn de IR-poorten van de zender en ontvanger binnen vier cm van elkaar en selecteer het vinkje
om te koppelen. Een geslaagde koppeling wordt aangegeven door een pieptoon en een vinkje.
Interferentiecontrole
Nu dat uw zender aan uw ontvanger is gekoppeld, wandel
langs de boring met zowel de ontvanger als zender
ingeschakeld om beide frequentiebanden op actieve
interferentie te controleren.
Kalibreren
Voer een afzonderlijke 1-punts (1PT) kalibratie uit voor elke frequentieband die
recent werd geoptimaliseerd, doe dit in een gebied met weinig interferentie en met
de zender in een behuizing. Kalibreer altijd na het toewijzen van een nieuwe
frequentieband.
Als u twee banden hebt gekoppeld en u wilt later tussen deze banden schakelen, dan moet u beide banden
kalibreren.
Controle van bereik boven grond
Voor het boren, voer een controle van het Bereik boven grond uit op de nieuwe,
geoptimaliseerde frequentieband (of banden). Na het kalibreren, wordt het AGR-
scherm weergegeven.
Als de bovengrondse AGR afstand op 15 m niet nauwkeurig is, moet u een
kalibratie op 15M uitvoeren (die ook gebruik maakt slechts een punt) om de
nauwkeurigheid van de bovengrondse afstandmeting te verbeteren. Een 15 m
kalibratie is niet nodig voor het boren.
De AGR-test toont de afstand tussen de ontvanger en de zender, zonder dat u de trekker constant moet
ingedrukt houden, net zoals bij het uitvoeren van een dieptemeting op de locatielijn.
Boren
Waar wacht u dus nog op? Begin te boren. Of lees verder als u leuke acroniemen wilt leren of meer informatie
wenst over de coolste locator ter wereld
8
I
NCORPORATED
.
ü
Interferentie
Pagina 35
Frequentiebanden veranderen
Pagina 61
Kalibrering
Pagina 19
AGR
Pagina 22
15M-kalibratie
Pagina 23
DigiTrak Falcon F2 Handleiding