9.3 Overige instellingen en wijzigingen aan andere onderdelen
9.3.1 Kettingafstelling
WAARSCHUWING:
• Kruip niet onder de machine en werk eronder. • Voor uw eigen veiligheid mag u niet
vertrouwen op hydraulisch ondersteunde machines. Door een lekkend hydraulisch systeem kan de machine vallen of plotseling zakken.
• Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen aanwezig zijn, zoals B. Stenen zitten vast in de ketting. Dit
Vreemde voorwerpen moeten worden verwijderd voordat u de kettingspanning aanpast.
Bij het afstellen van de kettingen moet rekening worden gehouden met de volgende punten:
(1) Als de kettingen meer dan 25 mm (0,98 inch) loskomen, moet hun spanning worden aangepast
worden.
(2) Controleer de kettingspanning 30 uur na het eerste gebruik van de machine. Indien nodig moet de spanning opnieuw worden afgesteld.
Vervolgens moet de kettingspanning elke 50 bedrijfsuren worden gecontroleerd en aangepast.
REINIGING, ONDERHOUD, OPSLAG, VERWIJDERING
Hef machine op:
• Span de ketting alleen als de machine omhoog staat.
• De afstand tussen het tandwiel en de binnenkant van de ketting moet
10-15 mm bedragen.
• De ketting is voorzien van een slot. De-
Dit slot (markering "ÿ") moet zich midden bovenaan tussen het
tussenwiel en het kettingwiel bevinden.
Als het slot niet correct is gepositioneerd, zijn de
OPMERKING:
kettingen niet strak genoeg gespannen. De kettingspanning moet dan
opnieuw worden afgesteld.
Afstelling kettingspanning:
• Verwijder het zijdeksel en draai de M20 moer (1) los met een sleutel
(30 mm) (3).
• De spanning van de ketting wordt afgesteld met de zeskantschroef
M20x120 (2):
o Door met de klok mee te draaien wordt de ketting gespannen.
o Door tegen de klok in te draaien wordt de ketting losser
gemaakt.
• Na het afstellen van de kettingspanning moet de M20-moer (1) weer
worden vastgedraaid met een sleutel (30 mm) (3).
Het aanhaalmoment moet tussen 98 - 108 Nm (10 tot 11
OPMERKING:
kgf-m) liggen.
• Bevestig de zijafdekking opnieuw.
• Draai na het afstellen van de kettingspanning het chassis één of twee
omwentelingen om de spanning te controleren.