5
Bediening
Lus auto-configureren (Toegangsniveau 3)
5.18 Lus auto-configureren
100 | 260
3. Selecteer een 'Station'.
4. Druk op 'Meer opties'.
Venster 'Selecteer optie' verschijnt.
5. Selecteer 'Uitvoeren commando's'.
Venster 'Selecteer commando' verschijnt
6. ^^Selecteer 'Auto-configureer station'.
'Station' wordt ↑ automatisch geconfigureerd.
Elementcategorie 'Lus' in menu 'Hardware structure' stelt u in staat de actuele
topologie in te lezen. Op die manier maakt u een deel van de elementen aan in
↑ 'Melder structuur'.
LET OP
Overschrijven van een bestaande configuratie
Delen van een bestaande klantspecifieke configuratie gaan daarbij verloren.
●
Sla vooraf een al bestaande klantspecifieke configuratie op.
Automatisch configureren van een lijn:
1. Selecteer 'Hoofdmenu' > 'Topologie'.
Venster 'Topologie' verschijnt.
2. Selecteer ↑ 'Hardware structuur'.
Venster 'Element' verschijnt.
3. Selecteer een ↑ 'Station' en raak ↑ <schermtoets> 'Lager niveau' aan.
De elementen van 'Station' worden weergegeven.
4. Selecteer de desbetreffende module 'C-NET line card' en raak <schermtoets>
'Lager niveau' aan.
De detectielijnen van 'C-NET line card' worden getoond.
5. Selecteer een detectielijn en raak <schermtoets> 'Meer Opties' aan.
Het venster 'Optie selecteren' verschijnt.
6. Selecteer 'Uitvoeren commando's' en bevestig door op <ok> te drukken.
Het venster met alle mogelijke opdrachten verschijnt.
7. Selecteer opdracht 'Auto-configureer lus' en bevestig door op <ok> te drukken.
De lijn wordt ↑ automatisch geconfigureerd.
(Toegangsniveau 3)
A6V10211076_l_nl_NL