Advertenties
5.13 Inschakelen/uitschakelen/herstellen
5.13.1 Alarmindicator (AI) activeren (Toegangsnivo 3)
A6V10211076_l_nl_NL
Uitgangen, zoals bijvoorbeeld 'Alarmgevers', kunt u activeren en deactiveren.
Kanaalingangen, bijvoorbeeld melders, kunnen worden geactiveerd maar niet
gedeactiveerd. Na een activering kunnen deze worden teruggesteld.
Bij activeren van 'Brand sturingen' worden bijvoorbeeld kleppen, liften,
installatievoorzieningen en blusvoorzieningen – ook met blusgassen –
aangestuurd. Daarom moet u passende voorzorgsmaatregelen uitvoeren om
mogelijke schade te voorkomen.
WAARSCHUWING
Gedeactiveerde sturingen verhinderen geschikte maatregelen in geval van
brand!
Lichamelijk letsel en materiële schade in geval van brand.
●
Bewaak het gedeactiveerde gedeelte met personeel.
●
U moet gedeactiveerde besturingen zo snel mogelijk weer activeren.
WAARSCHUWING
Geactiveerde delen van de installatie kunnen alarmering en 'Brand sturing'
in werking stellen!
Gevaar voor lichamelijk letsel door starten van het blussen.
De brandweer wordt zonder noodzaak gealarmeerd.
●
Stel 'Brand sturingen' op voorhand op 'Sturingtest'.
●
Informeer op voorhand de brandweer.
U kunt bijvoorbeeld ↑ alarmindicator activeren om de geografische toewijzing van
een melder te inspecteren. Deze functie is nuttig bij het in bedrijf stellen of tijdens
het plegen van onderhoud.
'Activeer alarmindicator'
1. Selecteer 'Hoofdmenu' > 'Topologie'.
De drie structuren van de topologie verschijnen.
2. Selecteer ↑ 'Melder structuur'.
3. Navigeer met ↑ <schermtoets 2> 'Lager niveau' verder in de boomstructuur
naar de melder.
4. Markeer een melder.
5. Druk op <schermtoets 3> 'Meer Opties'.
Het venster 'Selecteer optie' wordt weergegeven.
6. Selecteer de optie 'Uitvoeren commando's'
Het venster 'Selecteer commando' wordt weergegeven.
7. Selecteer het commando 'Activeer alarmindicator'.
De alarmindicator is geactiveerd.
Bediening
Inschakelen/uitschakelen/herstellen
5
83 | 260
Advertenties
