NL
8.
Probleemoplossing
In deze sectie vindt u enkele van de veelvoorkomende problemen die optreden tijdens
het gebruik, met de mogelijke oorzaken ervan. Indien het probleem niet gevonden kan
worden in de onderstaande tabel, moet de ontvanger losgekoppeld worden van de
stroombron en een gekwalificeerde technicus moet geraadpleegd worden.
Voordat u probleemoplossing tracht uit te voeren, dient u te controleren of de
voedingskabel correct is aangesloten op de ontvanger, de Foetale Monitor en de
stroombron.
Transmissie-indicator LED steeds oranje, hoewel de US-transducer verwijderd is.
MOGELIJKE OORZAAK
Transduceraccu ontladen.
Ontvanger en transducer
werken op verschillende RF-
kanalen.
Transmissie-indicators knipperen sporadisch oranje/groen wanneer de patiënt
rondwandelt.
MOGELIJKE OORZAAK
Patiënt buiten bereik.
Geen signaal op foetale monitor hoewel de indicators op de ontvanger groen zijn.
MOGELIJKE OORZAAK
Interfacekabel naar foetale
monitor is verbroken of kapot.
Onderbroken opname van foetale hartslag of baarmoederactiviteit.
MOGELIJKE OORZAAK
Transducerpositie.
Transducer glijdt op de huid.
Overmatige beweging
RF-interferentie of patiënt aan
het einde van bereik.
28
OPLOSSING
Transducer opladen
Selecteer de correcte transducer
Koppel de transducers opnieuw op de ontvanger.
(Raadpleeg sectie 4).
OPLOSSING
Zorg dat de patiënt begrijpt wat de limieten van
het bereik zijn en welke lokale "blinde vlekken"
vermeden moeten worden.
OPLOSSING
Sluit kabel aan of herstel.
OPLOSSING
Controleer de positie van de transducers voor het
beste signaal.
Herpositioneer en maak stevig vast. Gebruik
minder gel op de US transducer.
Vraag de patiënt om de beweging te beperken.
Geef de patiënt de opdracht om binnen het gebied
te blijven waar de ontvangst goed is. Verander
indien nodig het RF-kanaal. Verwijs naar 8.3.
Gebruiksinstructies