3. Opnamemodussen
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Als u de sluitertijd instelt, zal de camera de lensopeningwaarde voor de helderheid van het
onderwerp automatisch optimaliseren.
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [
2
Draai aan de bedieningsknop om de
sluitertijd in te stellen.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
•
Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er
tussen Sluitertijdinstelling en Belichtingscompensatie
geschakeld.
Sluitertijd:
Langzaam
Het wordt gemakkelijker om
beweging uit te drukken.
•
Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones
van het bereik worden rood weergegeven.
•
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
•
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
•
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/50 van
een seconde.
(P203)
•
Als de elektronische voorste gordijnsluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan
1/500 van een seconde niet ingesteld worden.
•
Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1 seconde niet
ingesteld worden.
].
Sluitertijd:
Snel
Het wordt gemakkelijker om de
beweging te bevriezen.
88
SS
SS
SS
SS
60
125
250
500
1
000
F
F
8.0
5.6
4.0
250
250
250
A
B