6. Instellingen van sluiter en drive
•
De burst-snelheid kan afhankelijk van de volgende instellingen lager worden.
–
[Fotoresolutie] (P127)/[Kwaliteit] (P128)/[Gevoeligheid] (P157)/Focus-functie (P135)/
[Prio. focus/ontspan]
•
De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [Burstsnelh.] in het [Opname]-menu.
•
Raadpleeg
P128
4
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
•
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Annuleren van de burst-modus
∫
Selecteer [
] ([Enkel]) of [
Scherpstellen in burstfunctie
De scherpstelling verandert afhankelijk van de instelling van [Prio. focus/ontspan]
in het [Voorkeuze]-menu en de instelling van [Focusfunctie]
Focusmodus
[AFS]
[AFF]/[AFC]
¢1
[MF]
¢1 Als het onderwerp donker is, of als de burst-snelheid op [SH] gezet is, wordt de focus vast
ingesteld op het eerste beeld.
¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object.
¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
(P147)
voor informatie over RAW-bestanden.
] in de drive-modussen.
[Prio. focus/ontspan]
[FOCUS]
[RELEASE]
[FOCUS]
[RELEASE]
—
165
4:3
50 i
(P163)
(P135)
in het [Opname]-menu.
Focus
Bij de eerste opname
Normale scherpstelling
Voorspelde scherpstelling
Focus ingesteld met handmatige focus
AFS
AFS
L
H
(P147)
¢2
¢3