3. Opnamemodussen
Automatisch werkende functies
∫
•
De volgende functies worden automatisch uitgevoerd om het toestel in staat te stellen optimale
instellingen tot stand te brengen.
–
Scènedetectie
–
Compensatie van de achtergrondverlichting
–
[Gezicht/ogen detecteren]
–
Automatische witbalans
–
Intelligente regeling ISO-gevoeligheid
–
[Rode-ogencorr]
–
[I.resolutie]
–
[Int.dynamiek]
–
[Lang sl.n.red]
–
[Schaduwcomp.]
–
[Quick AF]
–
[AF ass. lamp]
Auto Focus, Gezichts-/Oogdetectie en Gezichtsherkenning
∫
De Auto Focusmodus wordt automatisch op [š] gezet. Als u het onderwerp aanraakt, zal
de functie AF Tracking werken. De functie AF Tracking zal ook werken als u op 2 drukt en
de sluiterknop vervolgens tot halverwege indrukt.
(Zie voor details over AF Tracking P140.)
•
Als [
], [
] of [
zich het dichtst bij de camera bevindt terwijl de belichting geoptimaliseerd
zal worden voor het gezicht.
In de Intelligent Auto Plus modus of de Intelligent Auto modus kunt u het
scherp gestelde oog niet veranderen. ([Gezicht/ogen detecteren])
•
Tijdens AF Tracking werkt de scènedetectie niet zolang het onderwerp vergrendeld is.
•
Wanneer [Gezicht herk.] op [ON] gezet is en een gezicht gedetecteerd wordt dat lijkt op het
geregistreerde gezicht, dan wordt [R] weergegeven op de rechter bovenkant van [
[
].
Over de flitser
∫
De flitsmodus is ingesteld op [Œ] wanneer de flitser gesloten is en op [
wanneer deze open is.
Wanneer de flitser open is, stelt de camera automatisch [
Rode-ogenreductie), [
en helderheid.
•
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden.
•
Wanneer [
] of [
•
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [
] ingesteld is, zal scherp gesteld worden op het oog dat
] of [
] in om overeen te doen komen met het soort onderwerp
] ingesteld is, is de rode-ogenverwijdering ingeschakeld.
], [
(P198)
] of [
].
72
], [
] en
] (AUTO)
] (AUTO/