11. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
1
Selecteer het menu.
>
[Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi-functie] > [Nieuwe verbinding] >
MENU
[Afbeeldingen versturen tijdens opname] > [PC]
2
Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding.
3
Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
•
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4
Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
5
Kijk de verzonden instellingen na en selecteer [Inst.].
•
Om de verzonden instelling te veranderen, drukt u op [DISP.].
6
Opnamen maken.
•
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi].
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
(U kunt de verbinding ook beëindigen door de volgende handelingen uit te voeren:
>
MENU
(P53)
>
>
[Set-up]
[Wi-Fi]
>
[Wi-Fi-functie]
[Ja])
273
(P287)
(P295)
(P250)