Uso degli effetti speciali
– Effetto digitale
(1) Mentre la videocamera è in modo CAMERA,
premere DIGITAL EFFECT. Appare
l'indicatore di effetto digitale.
(2) Girare la manopola SEL/PUSH EXEC per
selezionare il modo di effetto digitale
desiderato.
L'indicatore cambia come segue:
STILL y FLASH y LUMI. y TRAIL y
SLOW SHTR y OLD MOVIE
(3) Premere la manopola SEL/PUSH EXEC.
L'indicatore si illumina e appaiono le barre.
Nei modi STILL e LUMI., l'immagine ferma
viene memorizzata.
(4) Girare la manopola SEL/PUSH EXEC per
regolare l'effetto come segue:
STILL – Il rapporto di immagine ferma che si
desidera sovrapporre all'immagine
in movimento
FLASH – L'intervallo del movimento a flash
LUMI. –Lo schema di colore dell'area
nell'immagine ferma che va
scambiato con un'immagine in
movimento
TRAIL –Il tempo di sparizione delle immagini
incidentali
SLOW SHTR –La velocità dell'otturatore.
OLD MOVIE – Nessuna regolazione
Più barre ci sono sullo schermo, più forte è
l'effetto digitale. Le barre appaiono nei
seguenti modi: STILL, FLASH, LUMI. e
TRAIL.
1
DIGITAL
EFFECT
2
52
Maggiore è il numero di
velocità dell'otturatore, più
lenta è la velocità
dell'otturatore.
necessaria
LUMI.
Speciale effecten – Digitale
opname-effecten
(1) Druk in de "CAMERA" stand op de DIGITAL
EFFECT toets. De digitale opname-effect
aanduiding verschijnt.
(2) Draai aan de SEL/PUSH EXEC regelknop om
in te stellen op het gewenste digitale opname-
effect.
De reeks digitale opname-effecten wordt als
volgt doorlopen:
STILL y FLASH y LUMI. y TRAIL y
SLOW SHTR y OLD MOVIE
(3) Druk op de SEL/PUSH EXEC regelknop. De
aanduiding licht op en er verschijnen enkele
instelbalkjes. Bij de STILL en LUMI. effecten
wordt er een stilstaand beeld in het geheugen
vastgelegd.
(4) Draai aan de SEL/PUSH EXEC regelknop om
het digitale effect naar wens bij te regelen:
STILL – U kunt de intensiteit van het
toegevoegde stilstaande
achtergrondbeeld instellen.
FLASH – U kunt de lengte van het interval
tussen de stilstaande beelden kiezen.
LUMI. – U kunt het kleurschema kiezen van
het gebied in het stilstaande beeld
waar de bewegende beelden in
verschijnen.
TRAIL – U kunt de tijdsduur voor het
vervagen van de nabeelden instellen.
SLOW SHTR – U kunt de sluitertijd kiezen.
Hoe hoger het nummer dat u
kiest, des te langzamer zal de
sluiter werken.
OLD MOVIE – Hierbij verlopen alle
instellingen automatisch.
Hoe meer instelbalkjes u op het scherm ziet,
des te sterker zal het digitale opname-effect
werken. De instelbalkjes verschijnen bij de
volgende opname-effecten: dubbelbeeld-
opname (STILL), interval-opname (FLASH),
helderheidssleutel-opname (LUMI.) en
nabeeld-opname (TRAIL).
3
LUMI.
4