Opbouw en functie
5.1.7.3.3
Koelmiddelpeil
Als het waarschuwingslampje (1) in de stuurcabine brandt, is het koelmiddelpeil te
1
laag.
Het waarschuwingslampje in de stuurcabine begint te branden als het contact ingeschakeld
wordt. Het moet weer uitgaan als de dieselmotor opgestart is.
Er is sprake van een storing als:
2
1.
2.
3.
4.
5.
5.1.7.4
Uitlaatgasnabehandeling
5.1.7.5
Uitlaatgasnabehandeling regenereren
In dit hoofdstuk wordt de regeneratie van de uitlaatgasnabehandeling beschreven. Er is een automatische
regeneratie en een handmatige regeneratie. Om veiligheidsredenen moet ook de automatische regeneratie
door de bestuurder worden vrijgegeven. Zie hiervoor de betekenis van de indicatielampjes.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
V-MIX Drive
Artikelnummer 120761
het waarschuwingslampje in de stuurcabine (1) brandt,
de symbolen (2) worden weergegeven nadat de informatie- en bedieningsterminal
opgestart is,
de symbolen (2) bij het gebruik van de machine weergegeven worden.
Stop direct, breng de machine in een veilige toestand en zet de dieselmotor uit.
Koelmiddelpeil controleren (zie hoofdst. "Koelmiddelpeil controleren", pagina 205).
Als het koelmiddelpeil in orde is, kan de storing veroorzaakt zijn door een vuil
koelsysteem of door het uitvallen van de koelerventilator.
Reinig eventueel het koelsysteem.
Controleer de ventilator van de radiateur.
Laat niet te verhelpen storingen in de vakgarage controleren en repareren.
De waarschuwingsaanwijzingen voor de uitlaatgasnabehandeling moeten altijd in acht
worden genomen, zie hiervoor de foutmeldingen in het hoofdstuk 5.1.13.5
"Storingsaanwijzingen" en de bijbehorende paragrafen alsmede de aanwijzingen voor de
regeneratie van de uitlaatgasnabehandeling in het onderstaande hoofdstuk 5.1.7.5
"Uitlaatgasnabehandeling regenereren"
Brandgevaar door licht ontvlambare voorwerpen in de motorruimte en op de
motorkap.
De motor bereikt tijdens de normale werking alsmede bij de regeneratie temperaturen van
500 – 600°C, daarom is het belangrijk dat in de motorruimte en op de motorkap geen
ontvlambare materialen liggen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
zich in de motorruimte geen brandbare materialen en afzettingen bevinden!
op de motorkap geen brandbare materialen liggen!
een regelmatige reiniging en inspectie van de motorruimte plaatsvindt!
Brandgevaar door licht ontvlambare voorwerpen in de omgeving van het voertuig.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
de regeneratie niet in kleine, lage ruimten en doorgangen plaatsvindt!
bij de regeneratie geen licht ontvlambare voorwerpen en materialen in de buurt zijn!
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
73