Opbouw en functie
5.1.7
Bewaking van de werking van de dieselmotor
In dit hoofdstuk worden de verschillende displays en de waarschuwings- en controlelampjes beschreven
die voor de bewaking van de werking van de dieselmotor op het dashboard of in de informatie- en
bedieningsterminal kunnen verschijnen. De waarschuwings- en controlelampjes geven bepaalde functies
resp. storingen weer.
Controleer de waarschuwings- en controlelampjes dagelijks vóór het begin van de
werkzaamheden.
Als de contactsleutel in stand I wordt gedraaid, moeten alle waarschuwings- en
controlelampjes kort gaan branden.
Laat defecte waarschuwings- en controlelampjes onmiddellijk vervangen.
Kans op motorschade als brandende waarschuwingslampjes niet in acht worden
Voorzichtig
genomen!
Bij een storing knippert of brandt het betreffende waarschuwingslampje. Knipperende of
brandende waarschuwingslampjes geven een gevaar aan.
5.1.7.1
Motorcontrolelampje rood
5.1.7.2
Motorcontrolelampje geel
V-MIX Drive
Artikelnummer 120761
Stop en zet de dieselmotor uit.
Controleer gestoorde functies en verhelp het defect.
Neem eventueel contact op met een vakgarage.
Als het waarschuwingslampje brandt, schakelt u onmiddellijk de dieselmotor uit.
Het waarschuwingslampje gaat branden als het contact ingeschakeld wordt. Het moet
weer uitgaan als de dieselmotor opgestart is.
Brandt bij ernstige storingen. Zet de machine direct uit en verhelp de oorzaak.
Als het waarschuwingslampje brandt, schakelt u onmiddellijk de dieselmotor uit.
Het waarschuwingslampje gaat branden als het contact ingeschakeld wordt. Het moet
weer uitgaan als de dieselmotor opgestart is.
Brandt bij storingen. Zet de machine direct uit en verhelp de oorzaak. Afhankelijk van de
storing draait de motor dan met minder vermogen.
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
71