Opbouw en functie
5.4.1.4
Werklampen
WAARSCHUWING Kans op ongevallen voor andere verkeersdeelnemers door verblindende werklampen
op de openbare weg!
Gebruik de werklampen alleen als niemand kan worden verblind.
Werklamp inschakelen
1. Het standlicht of rijlicht, schakelaar (1), moet zijn
ingeschakeld. Zie hoofdst. 5.4.1.1.
2. Met de schakelaars (2) kunnen alle of individueel
gekozen werklampen worden ingeschakeld.
3. De gewenste tuimelschakelaar "Werklamp" in de
stand "AAN" (4) zetten.
Alle gekozen werklampen zijn ingeschakeld en in de
tuimelschakelaar brandt het controlelampje.
Werklamp uitschakelen
1. De gewenste tuimelschakelaar "Werklamp" in de
stand "UIT" (3) zetten.
Alle gekozen werklampen zijn uitgeschakeld en in de
tuimelschakelaar gaat het controlelampje uit.
2. De werklampen worden uitgeschakeld als het
standlicht wordt uitgeschakeld. Als de
tuimelschakelaars "Werklamp" niet worden bediend,
worden de werklampen weer ingeschakeld zodra het
standlicht of rijlicht weer worden ingeschakeld.
3. In de wegmodus worden de werklampen automatisch
uitgeschakeld.
V-MIX Drive
Artikelnummer 120761
De werklampen kunnen alleen bij ingeschakeld standlicht of rijlicht worden
ingeschakeld.
De werklampen worden uitgeschakeld als het standlicht wordt uitgeschakeld.
In de wegmodus worden de werklampen automatisch uitgeschakeld.
Vertaling van de originele gebruikershandleiding
1
Afb. 5-107: Lichtschakelaar en schakelaar werklamp
Afb. 5-108: Schakelaar werklamp
2
3
4
133