8. Werken met het configuratiescherm
In elke modus is er een scherm waarin u de actuele instellingen (= configuratie) voor die
modus kunt controleren en wijzigen. Dit scherm is het configuratiescherm. De configuratie van
een modus kunt u als volgt aanpassen.
u De configuratie van een modus veranderen
1. Kies het gewenste pictogram en druk op w om in het normale werkscherm van die modus
te komen. Hier wordt de modus Run-Matrix geopend.
2. Druk op !m(SET UP) om het configuratiescherm
van de gekozen modus weer te geven.
• Dit configuratiescherm is maar een voorbeeld. Naargelang
van de gekozen modus en de huidige instelling kan
een ander scherm verschijnen.
3. Gebruik de cursortoetsen f en c om de parameter aan te klikken waarvan u de
instelling wilt veranderen.
4. Druk nu op een functietoets (van 1 tot 6) die onder de gewenste instelling staat.
5. Nadat u de nodige veranderingen hebt aangebracht, drukt u op J om het
configuratiescherm te sluiten.
k Bewerken van een configuratiescherm met behulp van de
functietoetsen
In dit gedeelte wordt uitgelegd welke instellingen u met de functietoetsen in het
configuratiescherm kunt activeren.
geeft de standaardinstelling aan.
• De instelling van de omkaderde opties wordt aangegeven met een pictogram op de
statusbalk.
u Input/Output (invoer-/uitvoermodus)
• {Math}/{Line} ... {Math}/{Linear} invoer-/uitvoermodus
u Mode (modus van de basisberekeningen/twee-, acht-, tien- en zestientallig
talstelsel)
• {Comp} ... {algemene rekenmodus}
• {Dec}/{Hex}/{Bin}/{Oct} ... {tientallig}/{zestientallig}/{tweetallig}/{achttallig}
u Frac Result (weergaveformaat resultaat breukwaarde)
• {d/c}/{ab/c} ... {onechte}/{gemengde} breuk
1-35