Wanneer u op 1(SELECT) drukt terwijl een van de functies "
wordt de aanduiding "
getekend als een grafiek in het hoofdscherm (links).
• De bewerking van grafiekeigenschappen kan alleen worden uitgevoerd voor de grafiek
aan de linkerzijde in het grafiekscherm Dual Graph.
• Als u de grafiekeigenschappen van een expressie gemarkeerd met "
met de lijst met grafiekrelaties wijzigt en vervolgens de grafiek tekent, worden de
wijzigingen toegepast op beide grafieken.
• U kunt de grafiekeigenschappen van een expressie gemarkeerd met "
het scherm met de lijst met grafiekrelaties.
• Zie "Grafiekeigenschappen wijzigen" (pagina 5-15) voor meer informatie over het wijzigen
van grafiekeigenschappen.
Voorbeeld
Teken de grafiek van
deelscherm.
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster.
(Hoofdscherm) Xmin = –2,
(Deelscherm)
1 m Graph
2 !m(SET UP) cccc1(G + G) J
3 !3(V-WIN) -cwcwa.fwc
6(RIGHT) -ewewbwc
4 3(TYPE) 1(Y=) v(v+b)(
v-b)w
6(DRAW)
5 K1(COPY)
• Wanneer u op A drukt terwijl er een grafiek wordt weergegeven, keert u terug naar het
scherm in stap 4.
R
B
" of "
" verwijderd. Een functie zonder een aanduiding wordt
y
x
=
Ymin = –2,
Xmin = –4,
Ymin = –3,
-cwcwbw
-dwdwbwJ
5-24
R
x
x
(
+ 1)(
– 1) in het hoofdscherm en het
Xmax = 2,
Xscale = 0,5
Ymax = 2,
Yscale = 1
Xmax = 4,
Xscale = 1
Ymax = 3,
Yscale = 1
B
" of "
" is gemarkeerd,
B
" in het scherm
R
" niet wijzigen in