2- Breng het weergavescherm van de OptoMonitor 3 aan op een geschikte plaats op een
infuusstang (niet afgebeeld). Controleer of het weergavescherm van de OptoMonitor 3 stevig
gemonteerd is en dat het een stabiele positie heeft.
3- Sluit de OU-DU-communicatiekabel aan
(blauwe COM-kabel naar COM1 in 10-inch-scherm, LAN-kabel naar LAN2 in 15-inch-scherm).
Het is ook mogelijk om een schermhouder te gebruiker die afkomstig is van derden. De
weergaveschermen DU-10" en DU-15" kunnen beiden worden bevestigd aan een VESA-schermhouder.
Het weergavescherm DU-10" kan worden aangesloten op een VESA-schermhouder 75x75 en het
weergavescherm DU-15" op een VESA-schermhouder 10x10
Als u gebruik maakt van een draadloze verbinding tussen de optische module en het weergavescherm,
installeer het scherm dan op een plaats waar het goed toegankelijk en veilig te gebruiken is en waar er
een continue draadloze verbinding met de optische module blijft bestaan. Dit kan ook iedere
aanvaardbare locatie binnen de controlekamer zijn. De wifidongle kan op iedere vrije USB-poort worden
aangesloten, maar mag niet worden aangesloten met behulp van een verlengkabel.
Om wifi op de optische module te activeren (knipperende wifi-led) moeten de optische module en het
weergavescherm eerst met een bedrade verbinding op elkaar worden aangesloten en moet in het
venster met de netwerkparameters van het weergavescherm de wifi-functie eerst worden uitgeschakeld
en dan weer worden ingeschakeld. Als de draadloze verbinding via wifi eenmaal is ingeschakeld, kan de
communicatiekabel worden verwijderd.
Bij gebruik van draadloze communicatie tussen de optische module en het weergavescherm kunnen
factoren zoals afstand en storingen van naburige apparatuur van invloed zijn op de kwaliteit van het
signaal. In dergelijke gevallen verschijnt er een melding op het scherm die aangeeft dat er informatie
verloren is gegaan. De communicatieverbinding wordt gereset als er sprake blijft van gegevensverlies.
Deze situatie kan mogelijk worden aangepast door de optische module en het weergavescherm dichter
bij elkaar te zetten (ongeveer 10 m van elkaar) en/of de afstand tot andere apparatuur te vergroten. Als
het probleem blijft voortbestaan, is er mogelijk een bedrade verbinding nodig.
Aansluiten van de koppelingseenheid
De koppelingseenheid kan in de buurt van de patiënt worden geïnstalleerd. De koppelingseenheid
(Handle Unit, HU) vormt de verbinding tussen de drukgevoelige OptoWire-geleidingsdraad en de
optische module (Optical Unit, OU).
1- De koppelingseenheid wordt aangesloten
op de optische module.
Zorg dat zowel de elektrische aansluiting
(wit) als de vierkante optische aansluiting
(groen) goed zijn.
2- Sluit de drukgevoelige OptoWire-
geleidingsdraad op de vierkante optische
aansluiting van de koppelingseenheid
aan.
LBL-2008-41-v5 OptoMonitor 3 Gebruiksaanwijzing_nl versie 2021-08
43 |
pagina