Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Voorzorgsmaatregelen; Opmerkingen - Opsens OptoMonitor 3 F2300 Series Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor OptoMonitor 3 F2300 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Sluit alleen de drukgevoelige geleidingsdraad van OpSens op de optische aansluiting van de
koppelingseenheid aan.
Ledere OptoWire is voorzien van een eigen, unieke kabel en een rekfactoraansluiting (Gauge
Factor Connector, mits van toepassing) die in een gezamenlijke verpakking worden geleverd.
Voor een correcte bediening moeten de OptoWire-kabel en de rekfactoraansluiting (Gauge
Factor Connector, mits van toepassing) in de koppelingseenheid worden gestoken.
Externe apparatuur die bedoeld is om aan te sluiten op een Pa-INGANG, Pa/Pd-UITGANG of
andere aansluitingen, moet voldoen aan de geldende IEC-norm (bijv. de IEC 60601-serie voor
medische elektrische apparatuur).
Controleer of de interfacekabels die met de OptoMonitor 3 zijn meegeleverd compatibel zijn
met het hemodynamische systeem van de katheterisatiekamer waar de OptoMonitor 3 zal
worden gebruikt.
Controleer of de juiste drukmiddeling is ingesteld (zie hoofdstuk 5.9).
De OptoMonitor 3 is beschermd tegen de effecten van de ontlading van een defibrillator.
De meetwaarden van de OptoWire kunnen door de defibrillatie tijdelijk afwijken.
Zorg ervoor dat de OptoMonitor 3-koppelingseenheid niet wordt gebruikt in een steriele
omgeving.
Controleer voor de ingreep of de OptoMonitor 3 de bedrijfstemperatuur (15-30°C) heeft. Als de
OptoMonitor 3 niet de normale bedrijfstemperatuur heeft, werkt hij mogelijk niet op de juiste
manier.
Aansluiting op IT-netwerken waarop andere apparatuur is aangesloten zou kunnen leiden tot
nog onbekende risico's voor zowel de patiënt, de gebruiker als derden. De verantwoordelijke
organisatie dient deze risico's in kaart te brengen, te analyseren, beoordelen en beperken.
De volgende veranderingen aan IT-netwerken kunnen tot nieuwe risico's leiden die extra
onderzoek vragen: veranderingen in de netwerkconfiguratie, aansluiting van extra apparatuur,
loskoppeling van apparatuur, updates en upgrades van aangesloten apparatuur.

Voorzorgsmaatregelen

Ter bescherming van de privacy en veiligheid van gevoelige informatie, waaronder elektronisch
beveiligde gezondheidsinformatie (electronic protected health information, EPHI) en ter
bescherming van de integriteit van het systeem zelf, moet het systeem worden neergezet in een
fysiek beschermde omgeving met toegangscontrole.

Opmerkingen

Voorafgaand aan het uitvoeren van een FFR- of dPR-meting wordt aanbevolen om het apparaat
eerst te laten opwarmen (ongeveer 20 minuten).
Zet de apparatuur op een plaats waar u het scherm goed kunt zien en de bedieningselementen
goed toegankelijk zijn. Het is aan de gebruiker om te bepalen of het weergavescherm het best
aan het bed kan worden opgesteld, met bedrading, of draadloos in een controlekamer.
Zorg dat dit handboek in de buurt van de apparatuur wordt bewaard, zodat het indien nodig
gemakkelijk is in te zien.
OPMERKING: De kenmerkende EMISSIES van deze apparatuur zijn geschikt voor toepassing in
industriële omgevingen en gezondheidsinstellingen (CISPR 11 klasse A). Bij gebruik in een
woonomgeving (waarvoor normaliter CISPR 11 klasse B vereist is) biedt deze apparatuur
mogelijk niet de juiste bescherming voor communicatiediensten die werken met
radiofrequenties. De gebruiker moet daarom mogelijk beperkende maatregelen nemen, zoals
het elders opstellen of anders richten van de apparatuur.
Bij dit apparaat kan gebruik worden gemaakt van Bluetooth® 2.1+ EDR-communicatie. De
frequentieband van deze technologie ligt tussen de 2400 MHz en 2483,5 MHz. Het type en de
frequentierespons van de modulatie is FHSS/GFSK. Het effectief uitgestraalde vermogen is 2,5
mW, Bluetooth® klasse 2.
LBL-2008-41-v5 OptoMonitor 3 Gebruiksaanwijzing_nl versie 2021-08
12 |
pagina

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave