de OptoMonitor 3, inclusief kabels en snoeren die door de fabrikant zijn vermeld. Anders
kunnen de prestaties van deze apparatuur verminderen.
•
De OptoMonitor 3-systeem is ontworpen om te worden gebruikt in de buurt van alle apparatuur
die mogelijk wordt opgesteld in de BEOOGDE gebruiksomgeving ervan.
•
De OptoMonitor 3 kan niet worden gebruikt voor zorgverlening bij patiënten thuis. Dit apparaat
is bedoeld voor gebruik in instellingen voor gezondheidszorg, in een daartoe uitgeruste
omgeving, zoals een katheterisatiekamer.
•
Voorkom dat er andere apparatuur op het OptoMonitor 3-systeem wordt geplaatst of hiermee
direct contact maakt, aangezien de apparaten daardoor mogelijk slechter gaan werken. Als een
dergelijke plaatsing noodzakelijk is, zorg dan dat de juiste werking steeds goed wordt
gecontroleerd, zowel bij deze als de andere apparatuur.
•
Het gebruik van andere accessoires, omvormers en kabels/snoeren dan hier vermeld staan of
dan zijn geleverd door de fabrikant van deze apparatuur, kan zorgen voor toename van
elektromagnetische emissies en vermindering van de elektromagnetische immuniteit van de
apparatuur en kan leiden tot een verkeerde werking.
•
Onjuiste installatie van de OptoMonitor 3 of andere apparatuur kan de werking van de
OptoMonitor 3 verstoren, zelfs als de andere apparatuur voldoet aan de emissievereisten
volgens CISPR.
•
Bij aansluiting op een ziekenhuisnetwerk, zoals DICOM, dient de verbinding te worden
geïsoleerd.
•
Als het video-uitgangssignaal wordt aangesloten op een extern apparaat, moet gebruik worden
gemaakt van een afgeschermde kabel. De verbinding moet bovendien worden geïsoleerd, om
bescherming te bieden tegen lekstroom. De gebruiker is verantwoordelijk voor conformiteit met
de richtlijnen van de norm IEC 60601-1.
•
Voer tijdens het gebruik bij een patiënt geen onderhoud of reparaties uit aan het OPM3-
systeem.
•
Hanteer voor montage van de OptoMonitor als onderdeel van een systeem van medische
apparatuur tijdens de daadwerkelijke levensduur de vereisten van de norm IEC-60601-1.
Let op
•
Gebruik in verband met de veiligheid voor de patiënt alleen de onderdelen en accessoires die in
dit handboek vermeld staan.
•
Voer de apparatuur en de bijbehorende accessoires na het verstrijken van de levensduur af in
overeenstemming met de richtlijnen voor de afvoer van dergelijke producten. Heeft u vragen
over het afvoeren van de apparatuur, neemt u dan contact op met OpSens of met door OpSens
daartoe aangewezen personeel.
•
Apparaten die radiogolven voortbrengen, maar ook mobiele telefoons en sterke
emissiebronnen, zoals chirurgische hogefrequentie-apparatuur, kunnen de werking van de
OptoMonitor 3 verstoren. Controleer daarom of alle externe apparaten die in de buurt van de
OptoMonitor 3 worden gebruikt voldoen aan de relevante vereisten op het gebied van
elektromagnetische compatibiliteit.
•
Controleer voor u de apparatuur op de netvoeding aansluit of het voltage en de frequentie van
de netvoeding gelijk zijn aan de waarden die vermeld staan op het etiket van de OptoMonitor 3
of in dit handboek.
•
Installeer of draag de apparatuur altijd op de juiste manier, om schade als gevolg van vallen,
slagen of stoten, sterke trillingen of inwerking van andere mechanische krachten te voorkomen.
•
Zorg voor minimaal 5 cm ruimte boven de optische module, ten behoeve van voldoende
ventilatie.
•
Laat altijd de beschermdoppen op de optische aansluiting van de koppelingseenheid als het
systeem niet wordt gebruikt. Steek geen scherpe voorwerpen in de optische aansluiting.
LBL-2008-41-v5 OptoMonitor 3 Gebruiksaanwijzing_nl versie 2021-08
11 |
pagina