Tab.51
Voorbeeld: Aanpassen van de 7-daagse temperatuurinstelling
Dagen
Begintemperatuur
1 tot 7
+25 °C
8 tot 14
+55 °C
15 tot 21
+55 °C
9.5
De installateurgegevens opslaan
9.6
De instellingen voor inbedrijfstelling opslaan
9.7
Resetten of herstellen van de parameters
9.7.1
Resetten na vervangen van de printplaat
9.7.2
Automatisch detecteren van opties en accessoires
9.7.3
De instellingen van de inbedrijfstelling herstellen
7796630 - V03 - 06122021
Eindtemperatuur
Temperatuurvariatie
+55 °C
Temperatuur stijgt elke dag met 5 °C
+55 °C
Temperatuur gehandhaafd op 55 °C zonder daling in de nacht
+25 °C
Temperatuur daalt elke dag met 5 °C
De installateur kan zijn naam en telefoonnummer instellen, zodat de
gebruiker het gemakkelijk kan terugvinden.
1. Druk op toets
2. Selecteer Systeeminstellingen> Installateursgegevens.
On
3. De naam en het telefoonnummer invoeren.
U kunt alle installatiespecifieke instellingen op het display opslaan. Deze
instellingen kunnen indien nodig worden hersteld, bijvoorbeeld na de
vervanging van de besturingsprint CU-OH–02.
1. Druk op toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu > Opslaan als
On
inbedrijfstellingsinstellingen.
3. Selecteer Bevestigen om de instellingen op te slaan.
Als u de instellingen voor inbedrijfstelling hebt opgeslagen, wordt de optie
Terug naar instellingen bij inbedrijfstelling beschikbaar in de Geavanceerd
servicemenu.
Configuratienummers moeten worden gereset wanneer de ketel of de
branderveiligheidsunit PCB is vervangen.
De configuratienummers zijn te vinden op de typeplaat van de ketel.
De configuratienummers resetten:
1. Druk op toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu> Instellen van de
On
configuratienummers.
3. Selecteer CU-OH–02.
4. Selecteer en wijzig de instelling CN1.
5. Selecteer en wijzig de instelling CN2.
6. Selecteer Bevestigen om de wijzigingen te bevestigen.
Gebruik deze functie na het vervangen van een besturingsprint van een
ketel, om alle apparaten te detecteren die zijn aangesloten op de CAN
bus.
Om apparaten te detecteren die zijn aangesloten op de CAN bus:
1. Druk op toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu > Automatische detectie.
On
3. Selecteer Bevestigen om de automatische detectie uit te voeren.
Als de instellingen van de inbedrijfstelling zijn opgeslagen, kunt u de
waarden herstellen die specifiek zijn voor uw installatie.
.
.
.
.
9 Instellingen
AFC
87