10.3
Controleer de hydraulische druk
10.4
Standaard inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
10.4.1
Lekdichtheid controleren van de rookgasafvoerleiding, de luchttoevoerleiding en de condensafvoerleiding
10.4.2
Automatische ontluchter controleren
Afb.94
7796630 - V03 - 06122021
1. Controleer de waterdruk van de installatie.
Opgelet
De waterdruk moet minimaal 0,8 bar (0,08 MPa) bedragen.
Belangrijk
Indien de waterdruk lager is dan 0,8 bar (0,08 MPa), knippert het
symbool bar.
2. Vul het verwarmingssysteem indien nodig bij met water om de
hydraulische druk te verhogen.
Belangrijk
Bij koude wordt een waterdruk tussen 1,5 bar (0,15 MPa) en 2 bar
(0,2 MPa) aanbevolen.
Zie ook
Cv-installatie vullen, pagina 61
Opgelet
Vervang bij inspectie- of onderhoudswerkzaamheden altijd alle
pakkingen bij de gedemonteerde onderdelen.
1. Controleer de afdichting van de aansluiting van de
rookgasafvoerleiding, de luchttoevoerleiding en de
condensafvoerleiding.
2. Controleer of het beschermrooster op de luchtinlaat van de
stookruimte niet is vervuild.
1. Haal de stekker van de ketel uit het stopcontact.
2. Sluit de olietoevoer af.
3. Verwijder het bovenpaneel van de ketel.
4. Controleer of er water aanwezig is in de luchtkoker van de
automatische ontluchter.
Belangrijk
Als er water aanwezig is binnen in de automatische ontluchter,
moet de automatische ontluchter worden vervangen.
MW-2001351-1
10 Onderhoud
AFC
101