5.3. Druk langzaam het gaspedaal in. De parkeerrem wordt automatisch uitgeschakeld en het voertuig komt
in beweging. De voertuigsnelheid neemt toe naarmate u het gaspedaal ingedrukt houdt totdat de volle
rijsnelheid is bereikt. Zie de volgende WAARSCHUWING en OPMERKING.
Key-start-benzinevoertuigen:
5.4. Zorg ervoor dat de vooruit-/achteruithendel in de stand VRIJLOOP staat.
5.5. Druk op het rempedaal en houd dit ingedrukt.
5.6. Draai de contactsleutel helemaal naar de START-stand en laat hem los nadat de motor is gestart. De motor
zal stationair draaien als de vooruit-/achteruithendel in VRIJLOOP staat.
5.7. Plaats de vooruit-/achteruithendel of -schakelaar in de gewenste stand (F = vooruit of R = achteruit) terwijl u
de rem ingeschakeld houdt. De achteruitrijzoemer geeft een hoorbare waarschuwing wanneer het voertuig
zich in de stand ACHTERUIT bevindt.
5.8. Laat het rempedaal los en druk langzaam op het gaspedaal. De parkeerrem wordt automatisch
uitgeschakeld en het voertuig komt in beweging. De voertuigsnelheid neemt toe naarmate u het gaspedaal
ingedrukt houdt totdat de volle rijsnelheid is bereikt. Zie de volgende WAARSCHUWING en OPMERKING.
WAARSCHUWING
• De bestuurder moet de voertuigsnelheid matigen bij het afdalen van hellingen.
Uitsluitend voor elektrische voertuigen:
• Afremmen op de motor met ingedrukt of niet-ingedrukt pedaal kan de snelheid beperken bij het
afdalen van een helling; op steil terrein of in bepaalde omstandigheden kan het noodzakelijk zijn het
rempedaal en de motorrem allebei te gebruiken.
Uitsluitend voor benzinevoertuigen:
• Verplaats de hendel nooit uit de stand VOORUIT wanneer u een helling afrijdt. Als u dit wel doet, kunt
u de hendel niet meer in de stand ACHTERUIT of VOORUIT zetten tot het voertuig stilstaat.
• Druk bij het afdalen van een helling het rempedaal naar behoefte in en het gaspedaal gedeeltelijk.
Wanneer u het gaspedaal gedeeltelijk ingedrukt houdt, zal de toerenregelaar zorgen dat de motor
helpt de snelheid te beperken bij het afdalen.
OPMERKING: Pedal-start-voertuig: Als de vooruit-/achteruithendel of -schakelaar in VRIJLOOP is verplaatst,
krijgt de motor geen stroom meer en valt deze stil.
Key-start-voertuig: Als het gaspedaal is ingedrukt terwijl de vooruit-/achteruithendel in de stand VRIJLOOP
staat, of als de vooruit-/achterhendel van de stand VOORUIT naar ACHTERUIT is verplaatst terwijl het
gaspedaal is ingedrukt, krijgt de motor geen stroom meer en valt deze stil. Opdat de motor blijft lopen, moet
het gaspedaal helemaal worden losgelaten voordat het voertuig wordt verplaatst.
HET VOERTUIG TOT STILSTAND BRENGEN
WAARSCHUWING
• Door water rijden kan de remmen aantasten. Indien u door water hebt gereden, dient u de werking van
de remmen te testen door de rempedaal zachtjes in te drukken. Als het voertuig niet in het normale
tempo vaart mindert, houdt u het rempedaal ingedrukt totdat de remmen zijn opgedroogd en weer de
normale remprestatie leveren.
VOORZICHTIG
• Wanneer u stilstaat op een helling, gebruikt u het rempedaal om op die plaats stil te blijven staan.
Gebruik het gaspedaal niet om op de plaats stil te blijven staan.
Turf/Carryall-voertuig Handleiding voor de eigenaar
Rijvoorschriften
37