82
Figuur 17 Choke met knop
VEILIGHEIDSCONTROLES EERSTE
INGEBRUIKNEMING EN DAGELIJKSE CONTROLES
Ieder Club Car-voertuig is in de fabriek grondig geïnspecteerd en afgesteld; wanneer u uw nieuwe voertuig(en) echter
in ontvangst neemt, moet u zich vertrouwd maken met de voertuigbediening, controlelampjes en werking. Voordat u het
voertuig in ontvangst neemt, moet u het voertuig grondig inspecteren en controleren dat het zich in goede staat bevindt.
Gebruik de volgende checklist als richtlijn bij de inspectie van het voertuig. Deze checklist dient dagelijks te worden
gebruikt om ervoor te zorgen dat het voertuig zich in goede staat bevindt en in combinatie metFunctietest op pagina
34 enPeriodiek onderhoudsschema op pagina 47. Eventuele problemen moeten worden verholpen door een
dealer/distributeur van Club Car of een geschoolde monteur.
• Algemeen:Alle onderdelen dienen aanwezig te zijn en naar behoren te zijn geïnstalleerd. Zorg ervoor dat alle
moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten. Controleer op benzinevoertuigen of alle slangklemmen en de
riem van de startmotor goed vastzitten.
• Veiligheids- en informatiestickers:Controleer of alle veiligheids- en informatiestickers aanwezig zijn. zie
Waarschuwingsstickers en voertuigkenmerkidentificatie op pagina 5.
• Banden: Controleer op juiste bandenspanning. Voer dagelijks een visuele inspectie uit en controleer op slijtage,
beschadiging en juiste bandenspanning. Zie Voertuigspecificaties – Elektrische voertuigen op pagina 66
ofVoertuigspecificaties – Benzinevoertuigen op pagina 69.
• Accu('s): Controleer of de accuvloeistof zich op het juiste peil bevindt (Figuur 25, Pagina 55 ofFiguur 30,
Pagina 60). Controleer de accupolen. De bedrading moet stevig vastzitten en corrosievrij zijn. Laad de accu's van
elektrische voertuigen volledig op voordat u het voertuig gebruikt.
• Accusnoer, stekker, en stopcontact (elektrische voertuigen):Voer een visuele inspectie uit en controleer op
barsten, losse aansluitingen en versleten bedrading. zie Stekker en stopcontact op pagina 59.
• Motor (benzinevoertuigen):Controleer of de motorolie zich op het juiste peil bevindt. zie Motorolie –
Benzinevoertuig op pagina 61.
• Brandstof (benzinevoertuigen):Controleer het brandstofpeil. zie Instructies voor het tanken – Benzinevoertuig
op pagina 64. Controleer de brandstoftank, de leidingen, de dop, de pomp, de brandstoffilters, en de carbuartor
dagelijks op brandstoflekken.
Veiligheidscontroles eerste ingebruikneming en dagelijkse controles
83
Turf/Carryall-voertuig Handleiding voor de eigenaar
Figuur 18 Choke met kabel
33