1 - INLEIDING
Voorafgaand aan het eerste opstarten van de apparaten moeten
de personen die betrokken zijn bij de lokale installatie, het lokale
opstarten, de lokale werking en het lokale onderhoud volledig
op de hoogte zijn van deze instructies en van specifieke
projectgegevens voor de installatieplek.
De apparaten zijn ontworpen voor een zeer hoog niveau van
veiligheid tijdens de installatie, het opstarten, de werking en het
onderhoud. Wanneer ze op de juiste wijze worden gebruikt,
werken ze veilig en betrouwbaar.
Ze zijn ontworpen voor een levensduur van 15 jaar door uit te
gaan van een bezettingsgraad van 75%; dat is ongeveer 100.000
bedrijfsuren.
Deze handleiding biedt de noodzakelijke informatie om uzelf
vertrouwd te maken met het regelsysteem voordat u
inbedrijfsstellingsprocedures uitvoert. De procedures in deze
handleiding zijn gerangschikt in de vereiste volgorde voor de
installatie, de inbedrijfstelling, de bediening en het onderhoud.
Zorg dat u de in de instructies opgenomen procedures en
veiligheidsrichtlijnen begrijpt en opvolgt, evenals die van deze
handleiding.
Zie de conformiteitsverklaringen van deze producten om te
controleren of ze voldoen aan de Europese richtlijnen
(machineveiligheid, laagspanning, elektromagnetische
compatibiliteit, apparatuur onder druk, enzovoort).
1.1 - Veiligheidsinstructies voor montage
Na ontvangst van de unit, wanneer deze klaar is om (opnieuw)
te worden geïnstalleerd en voor de inbedrijfstelling ervan, moet
deze op schade worden geïnspecteerd. Controleer dat het/de
koudemiddelcircuit(s) onbeschadigd is/zijn. Met name dat er
geen onderdelen of leidingen verschoven zijn (bijv. door
schokken). Voer in geval van twijfel een lektest uit en informeer
bij de fabrikant of de integriteit van de circuits niet is aangetast.
Indien schade wordt geconstateerd bij ontvangst, stel dan direct
het transportbedrijf aansprakelijk.
Laat steunen, pallets of beschermende verpakking op hun
plaats tot het apparaat op zijn definitieve plaats staat. Deze
units kunnen worden verplaatst met een vorkheftruck zolang
de vorken zich op de juiste plaats en in de juiste richting op
de unit bevinden.
De units kunnen ook worden opgehesen met slings, waarbij
uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van de aangewezen
hijspunten die op de unit zijn aangegeven.
Deze apparaten zijn niet ontworpen om aan de bovenkant
te worden opgehesen. Gebruik hijsstroppen die voldoende
sterk zijn voor het gewicht van het apparaat en volg altijd
de hijsinstructies op de gecertificeerde maatschetsen op
die met het apparaat zijn meegeleverd.
Veiligheid wordt alleen gegarandeerd wanneer deze
instructies nauwkeurig worden opgevolgd. Wanneer dit niet
gebeurt kan schade aan de apparatuur of lichamelijk letsel
van personeel het gevolg zijn.
DEK NOOIT BEVEILIGINGEN AF.
LGN units worden geleverd zonder overdrukventiel op het
hogedruk koudemiddelcircuit en zijn voorzien van
pressostaten met automatische reset in overeenstemming
met EN378.
Voor de installatie van het apparaat en de aansluiting op de
externe condensor is het volgende nodig:
■ Bekijk de geldende regelgeving voor airconditioning en
de veiligheidsnormen (bijv. PED (drukvatenbesluit) en
EN378 voor de Europese Unie)
■ Bepaal welke accessoires (veerveiligheden, zekeringen
enz.) noodzakelijk zijn zodat deze circuits voldoen aan
de geldende regelgeving en normen.
Als afsluitkleppen in het circuit worden gebruikt, zorgt u
ervoor dat deze kleppen de veerveiligheid niet afsluiten voor
de verschillende vaten die ze beschermen.
DYNACIAT™ LG/LGN
De beveiligingsinrichtingen zijn voorzien van de
smeltveiligheden en veerveiligheden (indien gebruikt) in het
koudemiddel- of watercircuit. Controleer of de originele
beschermdoppen nog op de ventieluitgangen aanwezig zijn.
Deze doppen zijn meestal van plastic en moeten niet worden
gebruikt. Als ze nog aanwezig zijn moeten ze worden
verwijderd. Installeer (indien noodzakelijk) afblaasleidingen
op de uitlaatopeningen van de beveiligingen om
binnendringen van ongewenst materiaal (stof, bouwafval,
etc.) en atmosferische stoffen te voorkomen (water kan roest
of ijsvorming veroorzaken). Deze inrichtingen, evenals de
aftapleidingen, mogen de goede werking niet belemmeren
en mogen geen drukverlies van meer dan 10% van de
afblaasdruk veroorzaken.
Classificatie en regelgeving
De beveiligingsinrichtingen van deze machines zijn in
overeenstemming met het drukvatenbesluit en de nationale
voorschriften in de EU en zijn als volgt geclassificeerd:
Beveiliging
Koudemiddelzijdig
Hogedrukschakelaar
Extern overdrukventiel
(3)
Breekplaat
Smeltveiligheid
Waterzijdig
Externe veerveiligheid
(1) Geclassificeerd voor de bescherming in normale bedrijfssituaties.
(2) Geclassificeerd voor de bescherming in abnormale bedrijfssituaties. De
toebehoren zijn berekend voor een brand met een thermische flux van 10kW/
m². Binnen een afstand van 6,5 m van de unit mogen zich geen brandbare
stoffen bevinden.
(3) De kortstondige overdrukbegrenzing van 10% van de bedrijfsdruk geldt niet
voor deze abnormale bedrijfssituatie.
De insteldruk mag hoger zijn dan de bedrijfsdruk. In dit geval zorgt de
ontwerptemperatuur of de hogedrukschakelaar ervoor dat de bedrijfsdruk niet
wordt overschreden in normale bedrijfssituaties.
(4) De keuze van deze overstortventielen wordt overgelaten aan de personen die
verantwoordelijk zijn voor de voltooiing van de waterinstallatie.
Deze ventielen en veiligheden mogen, zelfs als er geen
gevaar voor brand is, niet worden verwijderd. Het risico
bestaat dat de beveiliging niet opnieuw is gemonteerd als
het systeem wordt veranderd of vervoerd met een gasvulling.
Alle in de fabriek gemonteerde veerveiligheden zijn voorzien
van een verzegeling om wijzigingen in de afstelling te
voorkomen. Als de veerveiligheden zijn gemonteerd op een
omkeerklep (wisselafsluiter), is deze voorzien van een
veerveiligheid op elk van de twee uitgangen. Er is maar één
van de twee veerveiligheden in bedrijf, de andere is
geïsoleerd. Laat de omkeerklep nooit in de tussenstand
staan, dat wil zeggen met beide circuits open (zet de hendel
geheel in de stopstand).
Als een veerveiligheid wordt verwijderd voor controle of
vervanging, zorg er dan voor dat er altijd een actieve
veerveiligheid is op elk van de omkeerkleppen van het
apparaat.
Voor apparaten die zijn gemonteerd in een gesloten ruimte
moeten de externe veerveiligheden altijd worden aangesloten
op afvoerleidingen. Raadpleeg de installatievoorschriften,
bijvoorbeeld die van de Europese norm EN 378 en EN 13136.
Deze leidingen moeten zodanig worden geïnstalleerd dat
personen en eigendommen niet in contact kunnen komen
met afgeblazen koudemiddel. Aangezien deze vloeistoffen
kunnen worden afgeblazen in de buitenlucht, zorgt u ervoor
dat de uittrede ver is verwijderd van de luchtinlaat van het
gebouw of dat de afvoer plaatsvindt in zulke kleine
hoeveelheden zodat er voldoende verdunning plaatsvindt.
Zie voor periodieke controle van de veerveiligheden
paragraaf 1.3 "Veiligheidsinstructies voor onderhoud".
NL-4
Extern brandveiligheidsventiel
(1)
X
X
X
X
(4)
(4)
(2)