7 - LGN UNIT AANSLUITINGEN
7.1 - Aanbevelingen voor de installatie van
koelmachines met aparte condensor.
DYNACIAT™ LGN-apparaten (split units voor aansluiting op
luchtgekoelde condensors) zijn speciaal ontworpen voor
installaties in splitopstelling, door luchtgekoelde condensors te
gebruiken voor het afvoeren van de warmte van de koelmachine.
De koelingsinstallatie van een operationeel systeem is daarom
beperkt tot het aansluiten van de intrede en uittrede van de
luchtgekoelde condensor van de LGN unit.
Componenten zoals de terugslagklep (op de persgasleiding),
vloeistofkijkglas en magneetkleppen zijn in de fabriek gemonteerd
en bekabeld.
De filterdroger is bij de unit geleverd en moet stroomopwaarts
van de magneetklep worden gemonteerd in de vloeistofleiding
De software in de Pro-Dialog + LGN regeling kan zowel
ventilatoren met vaste of variabele toerentallen aansturen.
Voor het garanderen van optimale en betrouwbare prestaties
van de units is het noodzakelijk dat aan onderstaande regels is
voldaan als de machines zijn verbonden met aparte condensors:
■ Grootte van de persdruk- en vloeistofleidingen volgens de
aanbevelingen in de volgende paragrafen (monteer indien
nodig een dubbele stijgleiding om een correcte oliecirculatie
in het koudemiddelcircuit te garanderen).
■ Selecteer een condensor met een geïntegreerde onderkoeler
om een minimum van 3 K onderkoeling te krijgen bij de ingang
van het expansieventiel.
■ Monteer de met de unit meegeleverde filterdroger zo dicht
mogelijk bij de filterdroger van de vloeistofleiding
■ Monteer de meegeleverde buitenluchttemperatuursensor
dichtbij de luchtgekoelde condensor. Voor units met regeling
van de aparte condensor (optie 154), is de sensor
meegeleverd. De buitentemperatuur is essentieel voor een
goede werking van het gehele systeem.
Voor de regeling van de aparte luchtgekoelde condensor (optie
154):
■ Sluit de ventilator snelheden elektrisch aan op de
besturingsprint "AUX 1" van de regelaar. Raadpleeg
hoofdstukken 14 en 15 voor de beschrijving van de analoge
en discrete ingangen en uitgangen voor de bestemming van
de ventilatortrappen.
■ Maak de aansluiting van de buscommunicatie (getwiste,
afgeschermde kabel voor communicatiebus RS485) tussen
de specifieke besturingsprint AUX 1, die moet worden
geïntegreerd in de condensorschakelkast en het NRCP
moederbord van de DYNACIAT™ LG unit.
■ Configuratie in Pro-Dialog + van het aantal ventilatorsnelheden
en ventilatortype naar gelang de gebruikte luchtgekoelde
condensor in de installatie. Het gebruik van een
frequentieregelaar op de eerste ventilatortrap wordt
aanbevolen voor lage omgevingstemperaturen bij deellast en
voor condensors met weinig ventilatoren.
Er moet beslist een luchtgekoelde condensor met
onderkoeling worden geselecteerd. In het algemeen
wordt 8°C onderkoeling aangeraden bij de
condensoruittrede.
7.2 - Leidingtracé en -aansluiting
Laat uit alle units de transportvulling ontsnappen voordat het
circuit wordt geopend.
Gebruik verschillende kleppen en/of verwijder de veiligheidsdop
van de conische Schraeder-aansluitingen, druk op de punt van
het ventiel om de stand-byvulling (stikstof) uit het systeem te
laten ontsnappen.
Voorbereiding voor het lossolderen van de pluggen van de
vloeistof- en persgasaansluitingen:
■ Verwijder alle onderdelen die zouden kunnen beschadigen
tijdens het lossolderen
■ Leiding solderen: verwijder de kernen uit de conische
Schraeder-ventielen in de omgeving, verwijder de
leidingmoffen, verwijder de bekledingspanelen en de metalen
kruisbalken.
■ Deze onderdelen moeten worden teruggeplaatst vóór het
opstarten van het systeem.
Vóór het hardsolderen te verwijderen onderdelen
Verwijder de gelaste doppen en maak de leidingen klaar voor
de aansluiting.
Monteer de filterdroger stroomopwaarts van de unit en sluit de
vloeistofleiding aan op de unit
Maak de hogedruk aansluitingen (persgasleiding) tussen de unit
en de condensor.
Laat tijdens deze werkzaamheden inert gas zoals stikstof in de
leidingen circuleren om de vorming van koperoxide tegen te
gaan.
het tracé van het condensorcircuit moet vooral
voldoen aan de branchenormen voor wat betreft de
statische ondersteuning en de thermische uitzetting
van koperen leidingen.
Om trillingen in het systeem te voorkomen mogen
de posities van de leidingmoffen op de leidingen
in de machine niet veranderd worden. Bij de uittrede
van de koelmachine bevinden zich klemmen voor
het vastzetten van de leidingen. Deze klemmen
moeten beslist goed worden vastgezet om trillingen
en risico's op breuk te voorkomen.
De leidingen tussen de unit end e condensor
m o e t e n c o r r e c t w o r d e n o n d e r s t e u n d , i n
overeenstemming met hun grootte en hun
bedrijfsgewicht. De leidingen moeten zodanig
worden ondersteund dat de leidingen minder trillen
dan de compressor. Indien er resonantie optreedt,
verklein dan de afstand tussen de mof tot de
trillingen een aanvaardbaar niveau hebben bereikt.
NL-39
DYNACIAT™ LG/LGN