kleppen van de vloeistoflijn dicht en circulerend water. Stel de MicroTech-controller in op handmatig belasten. De kleppen moeten open staan bij het
afpompen om een onregelmatige luchtlevering of andere problemen te voorkomen. Laat de unit afpompen tot de MicroTech controller uitschakelt bij
ongeveer 20 psig. Het is mogelijk dat de unit voorafgaand aan de uitschakeling een pompeffect ondergaat. Schakel i n dat geval de compressor
onmiddellijk uit. Beëindig het afpompen met een draagbare condensatie-unit, condenseer het koelmiddel en pomp het in de condensor of
afpompreservoir volgens de geijkte procedures.
Gebruik altijd een drukregelklep op het reservoir dat wordt gebruikt om het systeem onder druk te brengen. Overschrijd de hierboven vermelde
testdruk niet. Verwijder de gasfles wanneer de testdruk is bereikt.
8.5.3
Druktest
Een druktest is alleen nodig wanneer de unit schade heeft opgelopen tijdens het transport. De schade kan worden vastgesteld door een visuele
controle op defecte onderdelen of losse bevestigingen op de externe leidingen. De servicemeters moeten een positieve druk aangeven. Als de meters
geen druk aangeven, kan er een lek zijn waardoor alle koelmiddel is weggelopen. In dat geval moet u een lekkagetest van de unit uitvoeren om de
plaats van het lek te bepalen.
8.5.4
Lektest
Wanneer al het koelmiddel is weggelopen, moet u de unit controleren op lekken vóór u het volledige systeem vult. Dit kan gebe uren door het systeem
te vullen met voldoende koelmiddel voor het opbouwen van een druk van ongeveer 10 psig (69 kPa) en door voldoende droge stikstof toe te voegen
om de druk naar een maximale waarde van 125 psig (860 kPa) te brengen. Lektest met een elektronische lekdetector. Halogenide-lekdetectoren
werken niet met R-134a, R-513A en R-1234ze. Zorg bij het toevoegen of verwijderen van koelmiddel aan/van het systeem altijd voor waterstroming
door de componenten.
Gebruik voor de drukopbouw geen zuurstof of een mengsel van koelmiddel en lucht omdat dit een explosie en ernstig
persoonlijke letsel kan veroorzaken.
Als u een lek detecteert in een gelaste of hardgesoldeerde verbinding of als een pakking moet worden vervangen, moet u de testdruk in het systeem
aflaten alvorens verder te gaan. Koperen koppelingen moeten worden hardgesoldeerd.
Na een reparatie moet het systeem worden gevacumeerd zoals beschreven in het volgende hoofdstuk.
8.5.5
Vacumeren
Nadat de afwezigheid van lekken van koelmiddel is vastgesteld, moet het systeem worden leeggepompt met gebruik van een vacuümpomp met een
vermogen geschikt om het vacuüm naar ten minste 1000 micron kwik te verminderen.
Sluit een kwikmanometer of een elektronische of andere micronmeter aan op het punt dat zich op het verste punt van de vacuümpomp bevindt. Voor
een waarde van minder dan 1000 micron moet u een elektronische of een ander type van micronmeter gebruiken.
De drievoudige vacumeermethode is aanbevolen, zeker wanneer de vacuümpomp de druk niet tot 1 millimeter vacuüm kan laten dalen. Eerst wordt
het systeem tot ongeveer 74 cm (29") kwik gevacumeerd. Vervolgens wordt het systeem met droog stikstof op nul pond druk gebra cht.
Daarna wordt het systeem opnieuw gevacumeerd tot ongeveer 74 cm kwik. Dit wordt drie keer herhaald. De eerste keer zal ongeveer 90% van de
niet-condenseerbare stoffen verwijderen, de tweede keer ongeveer 90% van de rest van de eerste keer, en na de derde keer blijft nog slechts 1/10-
1% niet-condenseerbare stoffen over.
8.5.6
Systeem vullen
De DWSC/DWDC-waterkoelers worden in de fabriek getest op lekken en worden verzonden met de juiste hoeveelheid koelmiddel, zoals aangegeven
op het typeplaatje van de unit. Wanneer het koelmiddel is weggelopen door transportschade moet het systeem als volgt worden gevuld nadat eerst
de lekken zijn gerepareerd en het systeem is gevacumeerd.
1.
Sluit de koelmiddelfles aan op de meterpoort van de verdamperafsluiter en ontlucht de vulleiding tussen de koelmiddelfles en de afsluiter. Draai
de afsluiter half open.
2.
Start de waterpomp van de koeltoren en de pomp van het gekoeld water en laat het water door de condensor en de koeler circuleren. (De
starter van de condensorpomp moet handmatig worden ingeschakeld.)
3.
Als het systeem onder vacuüm is, moet u de koelmiddelfles rechtop houden met de aansluiting naar boven, en de koelmiddelfles openen om
het vacuüm te breken met koelmiddelgas tot op een verzadigde druk boven het vriespunt.
4.
Draai de koelmiddelfles ondersteboven en houd ze hoger dan de verdamper bij een gasdruk in het syst eem boven het equivalent van een
vriestemperatuur. Wanneer u de koelmiddelfles zo houdt, de afsluiters open staan en de waterpompen draaien, stroomt vloeibaar koelmiddel
in de verdamper. Op deze manier kunt u ongeveer 75% van de totale vereiste hoeveelheid voor de unit vullen.
5.
Wanneer 75% van de vereiste hoeveelheid in de verdamper is gestroomd, sluit u de koelmiddelfles en de vulslang weer aan op de serviceklep
onderaan de condensor. Ontlucht de vulleiding opnieuw, houd de fles recht met de aansluiting naar boven en open de serviceklep.
BELANGRIJK: Op dit punt moet de procedure voor vullen worden onderbroken en moeten de controles voorafgaand aan de start worden verricht
voordat getracht wordt de vulling met koelmiddel te voltooien. De compressor mag nu niet worden gestart. (Eerst moeten de voorafgaande controles
worden uitgevoerd.)
OPMERKING: Het is van uiterst belang dat alle plaatselijke, nationale en internationale voorschriften inzake de behandeling en de emis sies van
koelmiddelen in acht worden genomen.
D–EIMWC00803-21_04NL - 43/73