8.2.7
Schoonmaken en onderhoud
Vuil is een veel voorkomende oorzaak van service-oproepen en storingen van de apparatuur. Dit kan worden voorkomen door normaal onderhoud.
Deze systeemcomponenten worden snel vuil:
1.
Permanente filters of filters die kunnen worden gereinigd in de luchtbehandelingsapparatuur moeten worden gereinigd volgens de instructies
van de fabrikant; wegwerpfilters moeten worden vervangen. Het interval is voor elke installatie anders.
2.
Verwijder en maak de filters in het systeem van gekoeld water, de oliekoelerleiding en het condensorwatersysteem schoon bij elke inspectie.
8.3
Uitschakelen voor de winter
Op plaatsen waar de koeler kan worden blootgesteld aan temperaturen onder nul, moet al het water uit de condensor en de koeler worden afgelaten.
Blaas droge lucht door de condensor om al het water te helpen verwijderen. Verwijder best ook de condensorkoppen. De condensor en de verdamper
zijn niet zelf-lozend; de pijpen moeten worden uitgeblazen. Water dat in de leidingen en de vaten acht erblijft kan deze delen doen breken als het
bevriest.
Opvriezing kan worden voorkomen o.a. door antivries in de watercircuits te brengen.
1.
Neem maatregelen om te voorkomen dat de afsluiter in de watertoevoerlijn per ongeluk wordt geopend.
2.
Zorg ervoor dat alle afsluitkleppen van de olieleiding van de unit gesloten zijn.
3.
Als een koeltoren wordt gebruikt, en als de waterpomp aan temperaturen onder nul wordt blootgesteld, moet de aftapplug van de pomp worden
verwijderd zodat water dat zich heeft verzameld kan weglopen.
4.
Open de stroomonderbreker van de compressor en verwijder de zekeringen. Als de transformator voor stuurspanning wordt gebruikt,
moet de circuitschakelaar ingeschakeld blijven om de olieverwarming nog van stroom te voorzien. Zet de handmatige UNIT ON/OFF-
schakelaar in het bedieningspaneel van de unit op OFF.
5.
Controleer op corrosie en maak roestige oppervlakken schoon en verf ze.
6.
Maak de watertoren van alle units die met een watertoren werken schoon en spoel hem uit. Controleer of het afblazen of afta ppen van de toren
werkt. Ontwerp en pas een goed onderhoudsprogramma toe om verkalken van de toren en de condensor te voorkomen. Houd er rekeni ng mee
dat de omgevingslucht veel verontreinigende stoffen kan bevatten, waardoor een juiste waterbehandeling noo dzakelijk is. Onbehandeld water
kan corrosie, erosie, slijm, ketelsteen, of algenvorming veroorzaken. Aanbevolen wordt om u toe te vertrouwen aan een betrouw baar
waterbehandelingsbedrijf. Daikin aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van onbehandeld of onjuist behandeld
water.
7.
Verwijder de condensorkoppen minstens één keer per jaar om de condensorpijpen te inspecteren en maak ze indien nodig schoon.
8.4
Opstarten na de winter
Wanneer een doorgebrande compressormotorstarter stroom krijgt, kan dit een gevaarlijke situatie opleveren. Dit kan zonder dat de persoon die de
apparatuur opstart hiervan op de hoogte is.
Dit is een goede gelegenheid om de volledige isolatie naar aarding van de motorwikkelingen te controleren. De zesmaandelijkse controle en registratie
van deze isolatie biedt een overzicht van de eventuele slijtage van de isolatie van de wikkelingen. Bij nieuwe units bedraagt de weerstand tussen
motorklemmen en de aarding meer dan 100 Mohm.
Ingeval van grote afwijkingen in de gemeten waarden of uniforme metingen van minder dan 50 Mohm, moet u het motordeksel verwijderen en de
wikkelingen inspecteren voordat u de unit opstart. Uniforme metingen van minder dan 5 Mohm wijzen op een nakend motordefect; de motor moet
worden vervangen of gerepareerd. U kunt veel tijd en werk besparen (een systeem schoonmaken na een uitgebrande motor is veel werk) door de
motor te repareren voordat hij helemaal defect is.
1.
Zorg ervoor dat alle afsluitkleppen van de olieleiding van de unit geopend zijn.
2.
Het besturingscircuit moet altijd van stroom voorzien zijn, behalve bij servicewerkzaamheden. Als het besturingscircuit uitgeschak eld was en
de olie koud is, moet u de olieverwarming inschakelen en 24 uur wachten tot de verwarming het koelmiddel uit de olie heeft kunnen verwijderen
alvorens u de unit start.
3.
Controleer en scherp alle elektrische aansluitingen aan.
4.
Breng de aftapplug weer aan in de pomp van de koeltoren als u ze had verwijderd toen u de unit aan het eind van het vorige seizoen hebt
uitgeschakeld.
5.
Installeer zekeringen in de circuitschakelaar (indien verwijderd).
6.
Sluit de waterleidingen weer aan en open het toevoerwater. Spoel de condensor uit en controleer op lekken.
7.
Raadpleeg de handleiding alvorens het circuit van de compressor te bekrachtigen.
8.5
Reparaties
8.5.1
Drukveiligheidsklep vervangen
De actuele condensorontwerpen zijn uitgerust met twee veiligheidskleppen die gescheiden zijn door ee nomschakelingsapparaat (één set). Deze
apparaat sluit één van beide veiligheidskleppen af, maar nooit beide kleppen tegelijk. Volg de onderstaande procedures ingeval één van de
veiligheidskleppen in de set lekt:
•
Als de klep die het dichtst bij de klepsteel zit lekt, zet u de 3-wegsklep helemaal naar achter zodat de poort van de lekkende drukveiligheidsklep
wordt afgesloten. Verwijder en vervang de defecte veiligheidsklep. De 3-wegsklep moet volledig naar voor of naar achter staan voor normale
werking. Als de klep die het verst van de klepsteel zit lekt, zet u de 3-wegsklep helemaal naar voor en vervangt u de veiligheidsklep zoals
hiervoor beschreven.
8.5.2
Afpompen
Indien nodig om vorstschade aan de verdamper te voorkomen, pomp het systeem dan heel voorzichtig af. Zorg bij het afpompen al tijd voor maximale
waterstroming door de koeler en de condensor. Sluit alle kleppen op de vloeistoflijn om het systeem af te pompen. Start de compressor met alle
D-EIMWC003H02-18_04NL - 42/73